Voorkennis grafieken tekenen hoofdstuk 2 Formules en vergelijkingen

Hoofdstuk 2 Formules en Vergelijkingen
Voorkennis Grafieken tekenen blz. 68 en blz. 69 

Doel: 
  • Voorkennis Grafieken tekenen bij leerling activeren / ophalen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Formules en Vergelijkingen
Voorkennis Grafieken tekenen blz. 68 en blz. 69 

Doel: 
  • Voorkennis Grafieken tekenen bij leerling activeren / ophalen

Slide 1 - Slide

Formules 
Kees berekent zijn inkomsten met de formule:

inkomsten in € = 7.50  +  2.50  x tijd in uren 

Leg deze formule uit !

Slide 2 - Slide

Uitleg formule
Formule: inkomsten in € = 7.50 + 2.50 x tijd in uren 

  • Begingetal = 7.50
  • Stijggetal = 2.50    ( als er een min (-) teken voor staat is het een Daalgetal )
  • t = tijd in uren 

Slide 3 - Slide

Uitleg formule
Maak een tabel.
Vul de tabel in.
Na het invullen van de tabel kan jij de grafiek tekenen. 

Bereken de inkomsten als hij 2 uren werkt. 

Slide 4 - Slide

Uitwerking tabel en grafiek

Slide 5 - Slide

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Leg deze formules uit?

A
Begingetal is € 20 en per rit gaat er € 3 af
B
Begingetal is € 20 en per rit komt er € 3 bij
C
Begingetal is € 3 en per rit gaat er € 20 af
D
Begingetal is € 3 en per rit komt er € 20 bij

Slide 6 - Quiz

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Wat is begingetal?

A
€ 23
B
€ 3
C
€ 20 en € 3
D
€ 20

Slide 7 - Quiz

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Is de formule stijgend of dalend?

A
Stijgend
B
Dalend

Slide 8 - Quiz

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij
hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Welk bedrag hoort bij nul (dus komt er onder nul te staan)?

Slide 9 - Open question

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij
hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Welk bedrag hoort bij 1 (dus komt er onder 1 te staan)?

Slide 10 - Open question

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij
hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Welk bedrag hoort bij 2 (dus komt er onder 2 te staan)?

Slide 11 - Open question

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij
hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Welk bedrag hoort bij 3 (dus komt er onder 3 te staan)?

Slide 12 - Open question

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij
hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Welk bedrag hoort bij 4 (dus komt er onder 4 te staan)?

Slide 13 - Open question

Teken de grafiek bij de tabel.
Maak hier een foto en upload
het hieronder.
Gebruik hiervoor de grafiek bij opgave 2 blz 68

Slide 14 - Open question

Bij de inkomsten van Yinthe hoort
de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Welk bedrag hoort bij 0 (dus komt er onder 0 te staan)?
A
€ 12,50
B
€ 6,50
C
€2,50
D
€ 7,50

Slide 15 - Quiz

Bij de inkomsten van Yinthe hoort
de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Welk bedrag hoort bij 1 (dus komt er onder 1 te staan)?
A
€ 12,50
B
€ 6,50
C
€8,50
D
€ 7,50

Slide 16 - Quiz

Bij de inkomsten van Yinthe hoort
de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Welk bedrag hoort bij 2 (dus komt er onder 2 te staan)?
A
€ 12,50
B
€ 15,00
C
€ 17,50
D
€ 7,50

Slide 17 - Quiz

Bij de inkomsten van Yinthe hoort
de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Welk bedrag hoort bij 3 (dus komt er onder 3 te staan)?
A
€ 12,50
B
€ 15,00
C
€ 17,50
D
€ 22,50

Slide 18 - Quiz

Bij de inkomsten van Yinthe hoort
de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Welk bedrag hoort bij 4 (dus komt er onder 4 te staan)?
A
€ 22,05
B
€ 30,00
C
€ 17,50
D
€ 22,50

Slide 19 - Quiz

Bij de inkomsten van Yinthe
hoort de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 5 × tijd in uren.
Teken de grafiek bij de tabel. Maak hier een foto en upload
het hieronder.

Slide 20 - Open question

Alleen kader klassen
Shamilla berekent haar inkomsten met de formule
inkomsten in € = 3,40 + 4,25 x tijd in uren. In het vervolg vervangen we tijd in uren door t.
Dus formule wordt: inkomsten in € = 3,40 + 4,25t waarbij t = tijd in uren.
Bereken de inkomsten bij t=5
Let op: op je rekenmachine moet je voor t nog steeds het keerteken intikken.
A
€ 38,25
B
€ 38,52
C
€ 24,65
D
€ 24,56

Slide 21 - Quiz

Alleen kader klassen
Shamilla berekent haar inkomsten met de formule
inkomsten in € = 3,40 + 4,25t waarbij t = tijd in uren.
Bereken de inkomsten bij t=7,5
Let op: op je rekenmachine moet je voor t nog steeds het keerteken intikken.
A
€ 57,38
B
€ 57,83
C
€ 35,82
D
€ 35,28

Slide 22 - Quiz

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 0 (dus komt er onder 0 te staan)?

Slide 23 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 1 (dus komt er onder 1 te staan)?

Slide 24 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 2 (dus komt er onder 2 te staan)?

Slide 25 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 3 (dus komt er onder 3 te staan)?

Slide 26 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 4 (dus komt er onder 4 te staan)?

Slide 27 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule:
inkomsten in € = 12 + 6t.
Welk bedrag hoort bij 5 (dus komt er onder 5 te staan)?

Slide 28 - Open question

Alleen kader klassen
Juliaan berekent zijn inkomsten
met de formule: inkomsten in € = 12 + 6t.
Teken de grafiek bij de tabel. Maak hier een foto en upload
het hieronder.

Slide 29 - Open question