CH 5 bron D + H

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

HERHALING:

Quiz over passé composé

Slide 2 - Slide

De passé composé zegt iets over:
A
het heden (nu)
B
de toekomst
C
het verleden

Slide 3 - Quiz

De passé composé in het Nederlands en het Frans lijken totaal niet op elkaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Hij heeft in de Hoornse plas gezwommen
A
wel passé composé
B
geen passé composé

Slide 5 - Quiz

Wij gingen vorige week fietsen.
A
wel passé composé
B
geen passé composé

Slide 6 - Quiz

Jullie hadden echt wel pech vorig jaar!
A
wel passé composé
B
geen passé composé

Slide 7 - Quiz

Aan deze drie dingen herken je de passé composé:

Slide 8 - Open question

Ik heb
A
je suis
B
tu es
C
tu as
D
j'ai

Slide 9 - Quiz

wij hebben
A
nous avonds
B
nous avons
C
vous aves
D
vous avez

Slide 10 - Quiz

zij hebben
A
il a
B
elle a
C
tu as
D
ils/ elles ont

Slide 11 - Quiz

Kies het Franse voltooide deelwoord
A
écouter
B
écouté
C
écoute
D
écoutes

Slide 12 - Quiz

le passé composé

In het Frans gaat het precies hetzelfde!

1) twee werkwoorden
2) eerste werkwoord hebben (avoir)
3) tweede werkwoord voltooid deelwoord

Voorbeeld: j'ai dansé (ik heb gedanst)
         avoir = hebben

j'ai: ik heb
tu as: jij hebt
il a: hij heeft
elle a: zij heeft
on a: wij hebben, men heeft
nous avons: wij hebben
vous avez: jullie hebben
vous avez: u heeft
ils ont: zij hebben
elles ons: zij hebben

Slide 13 - Slide

NIEUW:

Grammatica H: 

het bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden in het Nederlands:

1. Dat huis is OUD! 
(Wat is oud?)

2. Die ELEKTRISCHE fiets is DUUR
(Wat is elektrisch? Wat is duur?)

3. KNAPPE jongens zijn leuk om naar te kijken.
 (Wie is knap?)


Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
In het Nederlands heb je twee vormen van hetzelfde bijvoeglijk naamwoord:

een klein katje - de kleine (+e) auto

een groen huis - het groene (+e) sokje



Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
In het Frans heb vier vormen van hetzelfde bijvoeglijk naamwoord:

un petit garçon
une petite (+e) fille
deux petits (+s) garçons
deux petites (+es) filles



Slide 17 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Weet je nog?    In het Frans heb mannelijke en vrouwelijke woorden

vrouwelijk: la en une  ----> la table  (de tafel) of une table (een tafel)
mannelijk: le en un ------> le restaurant (het restaurant) of un restaurant (een restaurant)

Meervoud: les + s
les tables (de tafels)
les restaurants (de restaurants)



Slide 18 - Slide

Les écoles

Wat kun je duidelijk zien, écoles is:


A
enkelvoud
B
meervoud
C
mannelijk
D
vrouwelijk

Slide 19 - Quiz

l'église

Wat weet je van het woord 'église'?
A
enkelvoud
B
meervoud
C
mannelijk
D
vrouwelijk

Slide 20 - Quiz

une école

Wat weet je nu van het woord 'école'?


A
enkelvoud, mannelijk
B
meervoud, vrouwelijk
C
mannelijk, meervoud
D
vrouwelijk, enkelvoud

Slide 21 - Quiz

un hôtel

Wat weet je van het woord 'hôtel'?


A
enkelvoud, mannelijk
B
meervoud, vrouwelijk
C
mannelijk, meervoud
D
vrouwelijk, enkelvoud

Slide 22 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Waarom heb je dus maar liefst vier vormen in het Frans????

un petit garçon (1 jongen) = mannelijk, enkelvoud (1)

une petite (+e) fille (1 meisje) = vrouwelijk, enkelvoud (1)

deux petits (+s) garçons (jongens) = mannelijk, meervoud (meer dan 1)

deux petites (+es) filles (meisjes) = vrouwelijk, meervoud (meer dan 1)



Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Maak deze oefening.
Vul steeds een vorm van 'grand' in

1. Ma ............. tante
2. Mes .................. copains (m)
3. Mon .................. oncle 
4. Mes .................. voitures (v)

Regel Frans:

- mannelijk + enkelvoud: geen extra letters

- vrouwelijk + enkelvoud: + e

- mannelijk + meervoud: + s

- vrouwelijk + meervoud: + es

Slide 24 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Maak deze oefening.
Vul steeds een vorm van 'grand' in

1. Ma GRANDE tante (vr, ev)
2. Mes GRANDS copains (m, mv)
3. Mon GRAND oncle (m, ev)
4. Mes GRANDES voitures (v, mv)

Regel Frans:

- mannelijk + enkelvoud: geen extra letters

- vrouwelijk + enkelvoud: + e

- mannelijk + meervoud: + s

- vrouwelijk + meervoud: + es

Slide 25 - Slide

La mer est bleue.

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
la
B
mer
C
est
D
bleue

Slide 26 - Quiz

Les gentils garçons sont là-bas.

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
gentils
B
garçons
C
sont
D
là-bas

Slide 27 - Quiz

Les plantes sont vertes.

Waarom eindigt het bijvoeglijk naamwoord vertes op 'es'?
A
omdat plantes mannelijk meervoud is
B
omdat les mannelijk meervoud is
C
omdat plantes vrouwelijk meervoud is
D
omdat vrouwelijk vrouwelijk enkelvoud is

Slide 28 - Quiz

Les chats (m) sont noir....

Wat komt er op de stippellijn?
A
geen extra letter
B
+s
C
+e
D
+es

Slide 29 - Quiz

La soeur est très fort.......

Wat komt er op de stippellijn?
A
geen extra letter
B
+s
C
+e
D
+es

Slide 30 - Quiz

Exercices
Maak van H opdrachten 31 + 32
(helemaal)

boek B: p.38/ 39/ 40

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide