Herhalen les 1

Welkom allemaal!

Zoek een plekje

Pak alvast je boek,
schrift en etui
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!

Zoek een plekje

Pak alvast je boek,
schrift en etui

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Alles herhalen
Maken samenvatting/
test jezelf

Lesdoel:
Je weet wat je moet
leren

Slide 2 - Slide

Uitleg 11.4
In de celkern zit je 
bouwbeschrijving

Deze draden noem je
chromosomen en zijn
gemaakt van DNA

Je hebt 23 paar -> 46 
chromosomen totaal (genoom)

Slide 3 - Slide

Uitleg 11.4

DNA lijkt op een wenteltrap 
en maakt eiwitten die bepalen 
wat er gebeurt 

Stukje DNA voor 1 
eigenschap= gen


Slide 4 - Slide

Uitleg 11.4
Je lijkt op je ouders omdat je 
jouw chromosomen van hen
krijgt: 23 van je moeder en
23 van je vader zodat jij
weer 46 hebt

Moeder geeft altijd X
Vader geeft X of Y

Slide 5 - Slide

Uitleg 11.4
Erfelijke eigenschappen krijg
je van je ouders (genen)
Voor elk gen heb je meerdere 
varianten -> allelen
-Genotype=informatie op de genen
-Fenotype=wat zie je bepaald door
  aanleg, en/of omgeving

Slide 6 - Slide

Uitleg 11.4
Sommige eigenschappen zijn:
-erfelijk: volledig bepaald door
  genotype
-aanleg: mix tussen genotype 
  en fenotype 
-niet-erfelijk: volledig bepaald 
  door fenotype

Slide 7 - Slide

Uitleg 11.4
Aangeboren afwijking:
-schadelijke stoffen/ziekte-
  verwekkers
-fout aantal chromosomen
  bijv. syndroom van Down
-fout in een chromosoom
  bijv. kleurenblindheid

Slide 8 - Slide

Uitleg 11.4
Prenataal onderzoek:
-echo: lengte, hartgeluiden
-vruchtwaterpunctie: cellen
  uit vruchtwater worden getest
-vlokkentest: cellen uit
  placenta worden getest

Slide 9 - Slide

Uitleg 11.6
Cellen delen zich op
twee manieren:
-meiose: geslachtscellen
  1x informatie, haploïd 
-mitose: lichaamscellen
  2x informatie, diploïd

Slide 10 - Slide

Uitleg 11.6
Meiose:

 
  

Slide 11 - Slide

Uitleg 11.6
Mitose: 
-meiose maar 
  met 1 extra stap: 
  -kopiëren van de 
    chromosomen

Slide 12 - Slide

Uitleg 11.6
Elke cel heeft dezelfde informatie 
maar toch:
-zien ze er anders uit 
  (celdifferentiatie)
-doen ze andere dingen 
  (celspecialisatie)
-regelgenen maken eiwitten die
  genen aan en uit zetten

Slide 13 - Slide

Uitleg 12.1
(slecht) voorbeeld met oogkleur:
-iemand met bruine ogen kan twee 
  allelen voor bruine ogen hebben
-iemand met blauwe ogen heeft twee 
  allelen voor blauwe ogen
-hun kind krijgt dan 1 blauw allel en 1 
  bruin allel
-homozygoot: twee dezelfde allelen
-heterozygoot: twee andere allelen

Slide 14 - Slide

Uitleg 12.1
Bij homozygoot is genotype hetzelfde 
als fenotype: twee bruine allelen leidt 
tot bruine ogen etc.

Bij heterozygoot ligt het aan welk allel 
dominant is: 1 bruin en 1 blauw leidt tot 
bruin omdat bruin sterker is dan blauw
Blauw noemen we dan recessief

Slide 15 - Slide

Uitleg 12.1
Je noteert allelen met letters:
kies een letter waarbij hoofdletter
en kleine letter verschillend zijn
bijv B en b
Dominant is B, recessief is b
BB is homozygoot dominant
Bb is heterozygoot
bb is homozygoot recessief

Slide 16 - Slide

Uitleg 12.1
Met een kruisingsschema kan
je uitleggen hoe de nakomelingen
er uit kunnen zien

Voorbeeld: beide ouders zijn
heterozygoot voor oogkleur
(allelen zijn bruin en blauw)

Slide 17 - Slide

Uitleg 12.1
Stap 1: schrijf fenotype op van
generatie 1
Stap 2: bedenk genotype
  je mag zelf een letter kiezen
  -bijv. homozygoot -> BB en bb
  -heterozygoot -> Bb
Stap 3: schrijf op welke allelen
de ouders door kunnen geven

Ouders hebben bruine ogen en zijn heterozygoot voor oogkleur met de allelen bruin en blauw



Vader
Moeder
Fenotype
Genotype
Doorgeven

Slide 18 - Slide

Uitleg 12.1
Stap 4: maak een kruisings-
schema

-linksboven zet je symbolen om aan
  te geven waar moeder en vader staan
-moeder naar beneden en vader opzij
-vul de allelen in van moeder en vader
-combineer de allelen in het midden

moeder\vader

Slide 19 - Slide

Uitleg 12.1
Stap 5: noteer de genotypen
van de nakomelingen
1 hokje: 25%, 2 hokjes: 50%, 
3 hokjes: 75%, 4 hokjes: 100%        Genotypen:
                                                                       
Stap 6: noteer de fenotypen           Fenotypen:
met percentages
Moeder\vader
B
b
B
BB
Bb
b
Bb
bb

Slide 20 - Slide

Uitleg 12.2
Erfelijke aandoeningen door 
1 gen noem je monogeen

Recessief: alleen ziek bij bb
  drager als je Bb bent
Dominant: komt tot uiting 
  bij Bb en BB

Slide 21 - Slide

Uitleg 12.2
Sommige aandoeningen komen 
vaker voor bij jongens:
geslachtsgebonden recessieve 
overerving (X-chromosoom)

Jongens hebben maar 1 X
Meisjes hebben er 2 en kunnen
dus compenseren

Slide 22 - Slide

Uitleg 12.2
Om erachter te komen bij
wie aandoeningen of 
eigenschappen vandaan
komen, kan je een erfelijkheids-
onderzoek doen. Hierbij doen
ze prenataal onderzoek of 
maken ze een stamboom

Slide 23 - Slide

Uitleg 12.2
Hoe bepaal je een dominante 
eigenschap:
-zoek twee ouders met hetzelfde 
fenotype en een kind met een 
ander fenotype
-deze ouders moeten heterozygoot 
zijn en het kind homozygoot recessief

Slide 24 - Slide

Uitleg 12.2
Van fenotype naar genotype:
-Je weet nu dat 10 homozygoot recessief is: bb 
-2 en 4 moeten ook bb zijn
-Je weet dat 5 en 6 heterozygoot zijn: Bb
-Om 5 Bb te krijgen uit bb (2), moet 1 minstens 
  een B hebben, maar kind 4 is bb dus moet 1 
  ook een b hebben -> 1 heeft dus Bb
-7 en 8 niet ziek maar 4 geeft alleen b -> Bb
-3 minstens een B -> Bb of BB

Slide 25 - Slide

Aan de slag!
Maak de samenvatting of
de test jezelf of kijk na wat
je aan opdrachten gemaakt
hebt

Volgende les oefentoets
Vrijdag toets 11.4/11.6/12.1/12.2

Slide 26 - Slide