Les 4 - Organische chemie: Systematische naamgeving van alkenen en alkadiënen

Organische chemie - H4 (deel 1)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ChemieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Organische chemie - H4 (deel 1)

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Opdrachten bespreken H3 (3 en 4) 
  • Uitleg H4 
  • Opdrachten bespreken  H4
  • Aan de slag met opdrachten

Slide 2 - Slide

Opdracht 3 en 4 H3

Slide 3 - Slide

Alkenen
  1. C: -
  2. C: Etheen
  3. C: Propeen
  4. C: Buteen
  5. C: Penteen
  6. C: Hexeen
  7. C: Hepteen
  8. C: Octeen
  9. C: Noneen
  10. C: Deceen

Slide 4 - Slide

Namen van onvertakte alkenen
  1. Tel het aantal C-atomen en nummer ze
  2. Je begint met nummer aan dat uiteinde waar de dubbele binding het dichtstbij zit
  3. Geef de plaats van de dubbele binding weer met een nummer.
Let op: Kies altijd het laagste nummer

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Van naam naar structuurformule
  1. Kijk eerst naar de stamnaam. Teken deze keten, laat de H-atomen weg, teken alleen de bindingsstreepjes
  2. Kijk naar het aantal vertakkingen en de plek waar deze zitten. Teken de vertakkingen op de juiste plek
  3. Vul nu de rest van de lege bindingen aan met H-atomen.

Oefenen: 2-buteen

Slide 7 - Slide

Namen van vertakte alkenen
  • Een of meer vertakkingen aan de hoofdketen
  • Methyl en ethyl
  • Vertakking kan meerdere keren voorkomen --> gebruik gemaakt van een telwoord (voorvoegsel)

Mono, di, tri, tetra, penta, hexa
N.B. Mono wordt vaak weggelaten 

Slide 8 - Slide

Namen van vertakte alkenen
  1. Zoek de langste onvertakte koolstofketen met dubbele binding en tel het aantal C-atomen (zet het nummer erbij)
  2. Je begint met nummeren aan het uiteinde waar de dubbele binding het dichtstbij zit.
  3. Schrijf de naam van deze onvertakte keten op, dit is de stam van de naam
  4. Kijk of er vertakkingen zijn en geef ze een naam. Deze komt voor de naam van de stam. Als er meerdere vertakkingen zijn, geef telwoorden aan en/of alfabetische volgorde
  5. Geef aan, aan welk C-atoom de vertakking is gebonden, met een - tussen het nummer het de naam van het molecuul

Slide 9 - Slide

Opmerkingen:
  • Als eenzelfde vertakking meer dan één keer voorkomt, zetten we vóór de naam van de vertakking en het bijbehorende telwoord alle nummers van de C-atomen waar de vertakking aan vastzit
  • Tussen twee getallen hoort een komma en tussen een getal en een letter een streepje
  • Getallen vóór de vertakkingen mogen weggelaten worden als de naam zonder getallen, maar één structuurformule oplevert

Slide 10 - Slide

Van naam naar structuurformule
  1. Kijk eerst naar de stamnaam. Teken deze keten, laat de H-atomen weg, teken alleen de bindingsstreepjes
  2. Kijk naar het aantal vertakkingen en de plek waar deze zitten. Teken de vertakkingen op de juiste plek
  3. Vul nu de rest van de lege bindingen aan met H-atomen.

Oefenen: 4-methyl-2-hepteen

Slide 11 - Slide

Alkadiënen
  1. C: -
  2. C: -
  3. C: Propadieen
  4. C: Butadieen
  5. C: Pentadieen
  6. C: Hexadieen
  7. C: Heptadieen
  8. C: Octadieen
  9. C: Nonadieen
  10. C: Decadieen

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Teken:
  1. 3-octeen
  2. 2-methyl-1,3-pentadieen
  3. 2-ethyl-1-hexeen
  4. 1,3-butadieen


Slide 13 - Slide

Namen van onvertakte cycloalkanen
  1. Tel het aantal C-atomen
  2. Schrijf de stam van de naam op
  3. De naam wordt voorafgegaan aan cyclo

Slide 14 - Slide

Namen van vertakte cycloalkanen
  1. Tel het aantal C-atomen in een ring en nummer ze. Let op: Begin bij een vertakking en nummer in de richting van de volgende vertakking.
  2. Schrijf de stam van de naam op (let op incl. cyclo)
  3. Geef aan welke vertakkingen er zijn en op welke plek

Slide 15 - Slide

Namen van onvertakte cycloalkenen
  1. Tel het aantal C-atomen
  2. Schrijf de stam van de naam op
  3. De naam wordt voorafgegaan aan cyclo
  4. De plaats van de dubbele binding hoeft hier niet worden aangegeven

Slide 16 - Slide

Namen van vertakte cycloalkenen
  1. Tel het aantal C-atomen in een ring en nummer ze. Let op: Begin met nummeren bij de dubbele binding. Nummer richting de dichtstbijzijnde vertakking
  2. Schrijf de stam van de naam op (let op incl. cyclo). Geef de plaats van de dubbele binding aan middels een nummer!
  3. Geef aan welke vertakkingen er zijn en op welke plek

Slide 17 - Slide

Bespreken opdrachten H4

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Lees H5 



Slide 19 - Slide