1.6 huisvesting en 1.7 Verrijking van huisvesting

Vergroening Stedelijke Omgeving

1.6 Huisvesting van dieren
Lesdoelen:
  1. je weet waar een goede huisvesting aan voldoet
  2. je kan een hok inrichten
  3. je weet het verschil tussen gezelschapsdier en productiedier
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BeroepsoriëntatieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vergroening Stedelijke Omgeving

1.6 Huisvesting van dieren
Lesdoelen:
  1. je weet waar een goede huisvesting aan voldoet
  2. je kan een hok inrichten
  3. je weet het verschil tussen gezelschapsdier en productiedier

Slide 1 - Slide

Noem drie gezelschapsdieren

Slide 2 - Mind map

Noem drie productiedieren

Slide 3 - Mind map

Waar let je op als je een gezelschapsdier huisvest?

Slide 4 - Mind map

Tekst

Slide 5 - Mind map

1.23
Dieren die in het wild in een groep leven, kun je het ook het beste huisvesten in een groep. Waar houdt je dan rekening mee?
A
Grootte van het dier.
B
leeftijd van het dier.
C
leefwijze van het dier.

Slide 6 - Quiz

1.24
Een hamster slaapt overdag, omdat een hamster
A
Een lui dier is.
B
Slecht tegen het licht kan.
C
Een nachtdier is.

Slide 7 - Quiz

1.25 Wat doen scharrelende kippen?


A
De hele dag rondlopen.
B
Al krabbend naar voedsel zoeken.
C
Een kortstondige relatie met de haan aangaan.
D
Proberen te vliegen.

Slide 8 - Quiz

1.26 waarom moet er in een terrarium een warmtelamp zitten?


A
Omdat amfibieën en reptielen niet graag in het donker zitten.
B
Om het water op te warmen.
C
Omdat amfibieën en reptielen zich moeten kunnen opwarmen.

Slide 9 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met een koudbloedig dier?

Slide 10 - Open question

1.7 Verrijking van huisvesting
Lesdoelen:
  1. je kunt aan de hand van de vijf vrijheden van Brambell uitleggen of de hokken en kooien voldoen aan de eisen.
  2. je kunt oplossingen aanbieden als dat nodig is
  3. je kunt een juiste keuze maken bij de materiaal soorten

Slide 11 - Slide

Waaraan zie je dat een dier zich verveeld?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

1.28 Wat betekent domesticeren?
A
zorgen dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen laten zien
B
zorgen voor goede huisvesting van dieren
C
van een wild dier een huisdier maken
D
wilde dieren vangen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Stereotiep gedrag
In het wild zoeken dieren de hele dag naar voedsel.
(Landbouw)huisdieren krijgen voedsel -> ze vervelen zich 
Stereotiep gedrag = abnormaal gedrag
  • ijsberen
  • veren bij zichzelf uittrekken
  • elkaar pikken
  • staart bijten

Slide 16 - Slide

De vijf vrijheden
In de wet zijn 5 vrijheden van dieren opgenomen:
  1. vrij van dorst, honger en ondervoeding;
  2. vrij van lichamelijk ongerief;
  3. Vrij van pijn, verwonding en ziektes;
  4. Vrij van angst en chronische stress;
  5. Vrij om natuurlijk gedrag te vertonen.

Slide 17 - Slide

Domesticeren: toen en nu
domesticeren = van wilde dieren (landbouw)huisdieren maken

Vroeger weinig aandacht voor de 5 vrijheden
Nu steeds meer aandacht voor dierwelzijn

Slide 18 - Slide

1.27 Als je een solitair levend dier in een groep huisvest, met welke vrijheid houd je dan geen rekening?


A
Vrij van dorst, honger en ondervoeding..
B
Vrij van lichamelijk ongemak.
C
Vrij van pijn, verwonding en ziektes..
D
Vrij van angst en chronische stress.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Verrijking van huisvesting
Verrijken om verveling en stress tegen te gaan.
Verrijking moet veilig zijn.

Let op van welk materiaal verrijking gemaakt is!
Zelf maken of kopen


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Noem dingen op die je kan gebruiken voor het verrijken voor een hamsterkooi

Slide 23 - Mind map

1.29 Als je kijkt naar het natuurlijke gedrag van een paard, kun je een paard het beste:
A
al zijn eten 's morgens in één keer geven
B
's morgens en 's avonds eten geven
C
al het eten verspreid over de dag geven
D
al zijn eten 's avonds in één keer geven

Slide 24 - Quiz

1.30 Huisvesting van dieren verrijk je om het welzijn te verbeteren. Aan welke eis moet verrijking altijd voldoen?
A
verrijking moet makkelijk schoon te maken zijn
B
verrijking moet (dier) veilig zijn
C
verrijking moet lang meegaan
D
verrijking moet van natuurlijk materiaal gemaakt zijn

Slide 25 - Quiz

opdracht 8
blz 55.
45 minuten

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Mind map


A
.
B
C
.

Slide 28 - Quiz