Voorbereiden SE3 parlementaire democratie en rechtsstaat

voorbereiden se-week 25 mei
stof:
hoofdstuk 1: parlementaire democratie
hoofdstuk 2: rechtsstaat (paragraaf 1 en 2)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

voorbereiden se-week 25 mei
stof:
hoofdstuk 1: parlementaire democratie
hoofdstuk 2: rechtsstaat (paragraaf 1 en 2)

Slide 1 - Slide

vandaag:
afronden rechtstaat § 1 en 2
afronden parlementaire demcratie § 1 t/m 7

De hoofdlijnen

Slide 2 - Slide

Klassieke grondrechten (1848) en sociale grondrechten(1983)
klassieke grondrechten (1848) (macht van de koning wordt ingeperkt)
Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van godsdienst.
Allemaal voorbeelden van liberale ideeën. 

Slide 3 - Slide

Klassieke grondrechten (1848) en sociale grondrechten(1983)
sociale grondrechten (1983); overheid heeft inspanningsverplichting op gebied van onderwijs, huisvesting, volksgezondheid en bestaanszekerheid
(sociale grondrechten zijn niet te claimen door burgers)

Slide 4 - Slide

trias politica (18e eeuw - Verlichting)
uitvoerende macht (kabinet/regering)
wetgevende macht (Tweede Kamer en regering)
rechtsprekende macht: rechters (zijn onafhankelijk van de regering en de Tweede Kamer, controleren in feite de uitvoering van de wetten)

Slide 5 - Slide

soms botsen grondrechten
actueel: recht op demonstratie in Corona-crisis (anderhalve meter samenleving)


vaak actueel: recht op vrijheid van meningsuiting versus recht op vrijheid van godsdienst

Slide 6 - Slide

parlementaire democratie
NL is een parlementaire democratie
dus indirect (burgers stemmen op volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer)
NL is constitutionele monarchie (een land met een grondwet en koning)

Slide 7 - Slide

parlementaire democratie
In die grondwet staan (liberale) vrijheden vermeld.
Er staan dus o.a. grondrechten in, zoals:
- vrijheid van meningsuiting
- vrijheid van godsdienst
etc. 


Slide 8 - Slide

parlementaire democratie
politieke stromingen:
links (socialisme, of sociaal democratie):
voor gelijkheid, dus opheffen tegenstelling arm/rijk in de samenleving (via het parlement, dus via wetten)
(progressief = voor verandering/modernisering)

SP, Groen Links, PvdA

Slide 9 - Slide

parlementaire democratie
Rechts (o.a. liberalisme en populisme)
voor individuele vrijheid
Dus weinig overheidsbemoeienis 
conservatief (behoudend)

liberale partijen: D66, VVD
populistische partijen: PVV, FvD

Slide 10 - Slide

parlementaire democratie
bekijk goed de schema's van blz 28 en 52
over verkiezingen:
- Tweede Kamerverkiezingen
- Proviciale Statenverkiezingen
- Gemeenteraadsverkiezingen
- verkiezingen voor het Europees Parlement
(En let er vooral op wie de burger kiest, en wie andere posities benoemt (zoals de burgemeester, benoemt door de regering)

Slide 11 - Slide

parlementaire democratie
Regering: ministers + koning
Kabinet: ministers + staatssecretarissen
na verkiezingen kabinetsformatie (blz 36)

in NL nooit 1 partij alle macht, maar een coalitie van partijen

Slide 12 - Slide

parlementaire democratie
In een democratie ook van belang:
de media (de vierde macht)
lobbyisten (mensen die politiek proberen te beïnvloeden voor belangen van bv grote bedrijven)

Slide 13 - Slide

parlementaire democratie
neem ook nog eens door:
opdracht 1, opdracht 2 en opdracht 3 op blz 12 en 13 in je werkboek!!!

over voorwaarden voor een goed functionerende democratie, over het referendum; zie voors en tegens:

Slide 14 - Slide

voor 
1. Een referendum betrekt de bevolking bij
belangrijke politieke besluiten.
2. Het parlement moet serieus rekening
houden met de opvattingen van de
kiezer.
tegen
1 Het gaat bij referenda meestal om een
heel ingewikkelde kwestie. De kiezer
heeft daar onvoldoende kennis van.
2 Referenda zijn een ondermijning
van de parlementaire democratie. Kamerleden hebben bij de verkiezingen mandaat gekregen om namens de kiezer beslissingen te nemen.

Slide 15 - Slide

parlementaire democratie
Tot slot:
neem ook goed door:
§6 en §7 van hoofdstuk 1 en neem daarbij je werkboek van die paragrafen nog eens door! 

Slide 16 - Slide