Taalverzorging Werkwoordspelling: 2.2 Verleden tijd + herhaling tegenwoordige tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lesdoel

• Je herhaalt de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, opdat je het beter onthoudt. 
• Je spelt de persoonsvormen in de verleden tijd correct.

Herhalen - de beste manier van leren

Leren leren

...... hij zijn toetsen altijd? (verscheuren)

1. verscheur
2. verscheurt
3. verscheurd

Dat werk ...... me helemaal niet. (vermoeien)

1. vermoei
2. vermoeit
3. vermoeid

Zij ...... vaak verongelijkt! (reageren)

1. Reageert
2. reageerd

Elke keer ..... zij weer haar eigen record. (verbeteren)

 stam:

 stam:

Zwakke werkwoorden

De journaallezer ..... mee, dat het ijs nog net betrouwbaar was. (delen, verleden tijd)

1. deelte
2. deelde
3. deelten
4. deelden

In dat oude huis ..... het overal. (tochten, verleden tijd)

1. tochte
2. tochtte

De stratenmaker..... de weg die voor ons huis langsloopt. (verbreden, verleden tijd)

Die voorwaarden ..... wij niet langer. (aanvaarden)

1. aanvaarde
2. aanvaarden
3. aanvaardde
4. aanvaardden

De foto's ...... mij aan die fijne vakantie,. (herinneren)

1. herinnerde
2. herinnerden
3. herinnerdde
4. herinnerdden

Hij ...... het huis van zijn vader. (erven)

De agent ...... ons door te lopen. (beduiden)

1. beduide
2. beduiden
3. beduidde
4. beduidden

Aan de slag!

Taalverzorging:

2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Opdracht 1, 2 & Extra opdracht 1

                                   +

Je aangepaste cv inleveren:

        

             [e-mail]