Les DO

Wilkommen
Ga zitten en pak je spullen 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wilkommen
Ga zitten en pak je spullen 

Slide 1 - Slide

Das Programm
-Das Lernziel
-Zinsontleding
-Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Das Lernziel
-Ik kan een zin ontleden in het Duits en de goede uitgang invullen bij de woorden
-Ik weet bij welke naamval het onderwerp en het lijdend voorwerp hoort
-Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het verschil tussen lijdend voorwerp en onderwerp is.
-Ik ontwikkel meer inzicht in mijn leerproces en weet vervolg
-Ik kan informatie uit een leestekst halen

Slide 3 - Slide

Zinsontleding

Slide 4 - Slide

Waarom is het belangrijk?
De man ziet de hond

Der Mann sieht den Hund. 
Der Mann sieht der Hund.

Slide 5 - Slide

Onderwerp (eerste) Lijdend voorwerp (vierde)

Slide 6 - Slide

Der Mann sieht den Hund
Het onderwerp staat in de eerste naamval en het lijdend voorwerp in de vierde naamval. Je kunt direct zien wie het onderwerp is in de zin (wie doet iets).
Ook voor de correctheid belangrijk.

Slide 7 - Slide

Stap 1
D___ Frau küsst d___ Mann

Zoek het werkwoordelijk gezegde op. (Alle werkwoorden in de zin).


Slide 8 - Slide

Stap 2
D_____ Frau küsst d_____ Mann
Zoek het onderwerp. Wie/wat + gezegde? Het onderwerp is de eerste naamval. Pak het schema erbij. Kijk welk geslacht het woord heeft en welke naamval.

Slide 9 - Slide

Stap 3
Die Frau küsst d______ Mann
Zoek het lijdend voorwerp. Wie/wat + gezegde + onderwerp? Het lijdend voorwerp is de vierde naamval. Pak het schema erbij. Kijk welk geslacht het woord heeft en welke naamval.

Slide 10 - Slide

Die Frau küsst den Mann

Slide 11 - Slide

Alma hatte die Dateien heruntergeladen.

Wat is het gezegde?
A. Alma
B. die Dateien
C. hatte heruntergeladen

Slide 12 - Slide

Alma hatte die Dateien heruntergeladen.

Wat is het onderwerp?
A. Alma
B. die Dateien
C. hatte

Slide 13 - Slide

Alma hatte die Dateien heruntergeladen.

Wat is het lijdend voorwerp?
A. Alma
B. die Dateien
C. hatte heruntergeladen

Slide 14 - Slide

D...... Onkel hat all.... Fasen gekauft.

A. Den Onkel / alle Fasen
B.Der Onkel / allen Fasen
C. Die Onkel / alle Fasen

Slide 15 - Slide

D...... Onkel (M) hat all.... Fasen (MV) gekauft.

A. Den Onkel / alle Fasen (Onkel verkeerde naamval)
B. Der Onkel / alle Fasen
C. Die Onkel / allen Fasen (verkeerde geslacht voor beide woorden)

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben
Schritt 23: Aufgabe 2 und 6
Aufgabe 4 (Seite 61)

Slide 17 - Slide

D..... Kind (o) streichelt (aait) d.... Katze (v)


Stap 1: zoek het werkwoordelijk gezegde.

Slide 18 - Slide

D..... Kind (o) streichelt (aait) d.... Katze (v)


Stap 2: zoek het onderwerp. Wie/wat + gezegde?

Slide 19 - Slide

Das Kind streichelt d...... Katze

Stap 2: zoek het lijdend voorwerp. Wie/wat + gezegde + onderwerp?

Slide 20 - Slide

Das Kind streichelt die Katze.

Slide 21 - Slide