V3J stelsel van vergelijkingen

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

1.6 stelsel van vergelijkingen

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Dit is een vergelijking met twee variabelen

x−y=4

{

Stelsel vergelijkingen, zijn 2 of meer van deze vergelijkingen

x−y=4

3x+2y=−3

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Dit is een vergelijking met twee variabelen

x−y=4

{

Stelsel vergelijkingen, zijn 2 of meer van deze vergelijkingen

x−y=4

3x+2y=−3

De oplossing van een stelsel is het getallenpaar dat aan beide vergelijkingen voldoet.

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Vorige les geleerd wat een vergelijking is

x−y=4

{

Stelsel vergelijkingen, zijn 2 of meer vergelijkingen

x−y=4

3x+2y=−3

De oplossing van een stelsel is het getallenpaar dat aan beide vergelijkingen voldoet.

Hier (1 , -3)

 1.6 Stelsels vergelijkingen

De betekenis van de oplossing van een stelsel

 1.6 Stelsels vergelijkingen

De betekenis van de oplossing van een stelsel

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

2.

y−3+2y=3

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

2.

y−3+2y=3

3.

3y=6

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

2.

y−3+2y=3

3.

3y=6

y=2

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

2.

y−3+2y=3

3.

3y=6

y=2

invullen geeft:

x=−1

 1.6 Stelsels vergelijkingen

Hoe moet je een stelsel oplossen?

1. Maak 1 variabele vrij
2. Stop die in de andere vergelijking
3. Los op zoals je gewend bent

{

x−y=−3

x+2y=3

x=y−3

1.

2.

y−3+2y=3

3.

3y=6

y=2

invullen geeft:

x=−1

(-1 2)

Laptop dicht, schrift erbij

Los op

opgaven maken

Tot 16:00

Wat?

81 t/m 90

Hoe?

Zelfstandig of in tweetallen (denk aan je geluidsniveau)

Klaar?

Nakijken + leren voor de toetsweek