Hoofdstuk 27 - In de kledingwinkel

Hoofdstuk 27 - In de kledingwinkel
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 27 - In de kledingwinkel

Slide 1 - Slide

Lezen
Lees de tekst. 
Ken je een woord niet? Zoek het op!
Zoek niet de hele zin op! 
Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate. 
Schrijf nieuwe woorden op! 

Slide 2 - Slide

Lees de tekst
De verkoper vraagt: 'Welke kleur zoekt u?'
'Alle kleuren zijn mooi,' zegt Paula, 'behalve roze en bruin.
Roze en bruin vind ik niet mooi.'
Ze pakt een witte jurk. 
Ze vraagt: 'Mag ik de jurk passen?'
De verkoper zegt: 'Natuurlijk!
Daar is de paskamer.'



Slide 3 - Slide

Paula vindt alle kleuren mooi.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat vraagt Paula

Slide 5 - Open question

Waar kan Paula de jurk passen?
A
In de winkel
B
Bij de spiegel
C
In een speciale kamer

Slide 6 - Quiz

Welke kleuren vind jij mooi?

Slide 7 - Open question

Lees de tekst
Paula kijkt in de spiegel.
Ze vindt de jurk heel mooi. 
En hij is goedkoop: vijftien euro. 
'Ik koop de jurk!' zegt ze. 
Paula wil ook sieraden kopen. 
Ze past een ketting en een armband. 

Slide 8 - Slide

Wat is juist?
A
Paula kijkt in de spiegel.
B
Paula kijkt naar de spiegel.
C
Paula kijkt door de spiegel.

Slide 9 - Quiz

De jurk is goed voor Paula.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Wat wil Paula nog meer kopen?
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

Paula 'past' een ketting en een armband.
Wat is het hele werkwoord?

Slide 12 - Open question

Lees de tekst
De ketting kost vijftien euro. 
En de armband kost tien euro. 
'Wat duur!' zegt Paula. 
Ze heeft niet veel geld. 
Maar ze vindt de sieraden heel mooi.
Wat moet ze nu doen? 

Slide 13 - Slide

Hoeveel moet Paula betalen voor de armband en de ketting?
Schrijf het bedrag in letters

Slide 14 - Open question

Kan Paula de armband en de ketting betalen?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Paula is rijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Paula weet niet wat ze moet doen.
Welke zin betekent hetzelfde?
A
Ze twijfelt
B
Ze kiest
C
Ze denkt

Slide 17 - Quiz

Paula wil de sieraden kopen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Lees de tekst
Paula denkt en denkt en denkt. 
Dan zegt ze: 'Ik koop de armband, maar ik koop de ketting niet.'
Ze kijkt naar de ketting. 
'Heel jammer,' zegt ze, 'heel, heel jammer.'
De verkoper lacht. 

Slide 19 - Slide

Wat koopt Paula?

Slide 20 - Open question

Waarom koopt Paula niet alle sieraden?
A
Ze vindt de ketting niet mooi genoeg
B
Het is te duur

Slide 21 - Quiz

Vindt Paula het vervelend dat ze niet alles kan kopen?
A
Ja, heel erg vervelend
B
Nee, helemaal niet vervelend
C
Een beetje vervelend

Slide 22 - Quiz

Lees de tekst
'Misschien de volgende keer,' zegt hij. 
Hij doet de jurk en de armband in een tas. 
Hij zegt: 'U mag de spullen altijd ruilen.
U moet dan de bon meenemen.'
Maar luistert Paula?
Nee, Paula is al buiten. 
Ze wil nog naar de kapper. 

Slide 23 - Slide

Paula stopt de jurk en de armband in haar tas.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat heeft Paula nodig als ze de kleding wil ruilen?

Slide 25 - Open question

Paula luistert niet naar de verkoper
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Wat gaat Paula ook nog doen?

Slide 27 - Open question