Water §4 deel 1

Kookpunt en smeltpunt 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kookpunt en smeltpunt 

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Start §4
- Huiswerk maken of aan de slag met de opdracht. 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
  • Je kunt uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt (vriespunt/stolpunt) van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.

Slide 3 - Slide

Smelt en kookpunt
ijs smelt altijd bij 0 °C. Dit is het smeltpunt van ijs.
Water kookt altijd bij 100 °C. Dit is het kookpunt van water.

Iedere stof heeft een eigen smelt en kookpunt.

Slide 4 - Slide

Onder het smeltpunt is de fase vast.
Tussen het smelt-en kookpunt vloeibaar.
Boven het kookpunt gasvormig.

Stofeigenschappen van zuivere stoffen

Slide 5 - Slide

Het kookpunt
Tijdens het koken van water is de temperatuur 100 °C. De waterdampbellen ontstaan door de hele vloeistof. Tijdens het koken blijft de temperatuur constant. Het kookpunt is een stofeigenschap.

Slide 6 - Slide

De overeenkomst tussen verdampen en koken.
Bij allebei is er de
fase-overgang
van vloeibaar
naar gasvormig.

Slide 7 - Slide

Verschillen
Verdampen gebeurt alleen aan het oppervlak en kan tussen het smelt- en kookpunt  plaatsvinden. Water kan dus verdampen tussen 0 en 100 °C

Koken kan alleen bij het kookpunt.

Slide 8 - Slide

Smeltpunt en vriespunt
Smeltpunt en vriespunt of
stolpunt is hetzelfde.

Ijs bevriest en smelt bij 0 oC.
Tijdens het smelten blijft de 
temperatuur constant. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het vries-of smeltpunt verlagen
Met zout of antivries kun je het vriespunt van 
water verlagen.

Slide 11 - Slide

Bij hoeveel graden gaat water koken
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C

Slide 12 - Quiz

Het koken van water op molecuulniveau (deeltjesmodel) geef ik zo aan:
A
dampmoleculen zijn lichter en stijgen daarom op
B
moleculen bewegen zo snel dat ze overgaan naar de gasfase
C
Ik zie bubbeltjes en daarom ontstaat er waterdamp
D
moleculen gaan elkaar afstoten zodat ze overgaan in de gasfase

Slide 13 - Quiz

In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamertemperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken.
Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?
A
alcohol
B
butaan
C
kwik
D
propaan

Slide 14 - Quiz

Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig

Slide 15 - Quiz

In de winter wordt zout op de wegen gestrooid. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat er geen ijslaag op de wegen komt.
Wat is het effect van strooizout?
A
het verlaagt het stolpunt van water
B
het verlaagt het smeltpunt van water
C
het verlaagt het kookpunt van water
D
het verlaagt het vriespunt van water

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
- Huiswerkopgaven
H3§4: 1,2,3,5,6 en 8

Slide 17 - Slide