4.7 grammatica 2KB

2KB3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2KB3

Slide 1 - Slide

timer
8:00
spellingoefenen.nl 

Slide 2 - Slide

Planning
  • 8 minuten lezen
  • lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
• Je leert splitsbare werkwoorden benoemen;
• Je leert het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.

Slide 4 - Slide

Wat zijn splitsbare werkwoorden?
A
Rare werkwoorden
B
Werkwoorden uit twee delen
C
Sterke werkwoorden
D
Zwakke werkwoorden

Slide 5 - Quiz

Welke WW is een splitsbaar werkwoord?
A
Maken
B
Slapen
C
Lopen
D
Opeten

Slide 6 - Quiz

Welk WW is een splitsbaar werkwoord?
A
Fietsen
B
Zwemmen
C
Nakijken
D
Gooien

Slide 7 - Quiz

Welk WW is een splitsbaar werkwoord?
A
Schieten
B
Uitnodigen
C
Voetballen
D
Praten

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je beide delen van een splitsbaar werkwoord in een zin bij het ontleden van een zin?
A
ZN
B
VZ
C
WW
D
LW

Slide 9 - Quiz

Uitleg filmpje

Slide 10 - Slide

Theorie
opeten
Ik eet die taart wel op.
nakijken
Mijn docent kijkt de toetsen altijd snel na.
uitnodigen
Wij nodigen jou uit.

Slide 11 - Slide

Waar moet je naar kijken als je niet weet of een deel een splitsbaar ww is of een VZ?
A
Stam van het WW
B
Het hele WW
C
Voltooid deelwoord
D
Verleden tijd

Slide 12 - Quiz

Ik zit op de bank.
A
VZ
B
Splitsbaar WW

Slide 13 - Quiz

Let je goed op?
A
VZ
B
Splitsbaar WW

Slide 14 - Quiz

Theorie
Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.

Slide 15 - Slide

Theorie
Ik zit op de bank
hele werkwoord = zitten
op = voorzetsel
Let je goed op?
hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord

Slide 16 - Slide

Paragraaf 4.7
Maken opdrachten: 2-3-4-6-7-8

Slide 17 - Slide