Wat moet je kennen voor het SO
✅ Ik weet wat fictie en non-fictie is✏️
📄 Paragraaf 2: ✅ Ik kan een personage beschrijven 📘🔍
📄 Paragraaf 3: ✅ Ik ken de verschillende genres🧠
📄 Paragraaf 4: ✅ Ik kan uiteggen🗣️ waar gedichten over gaan
🧠 4. Woorden van de Week:
Aan het einde van de les kun je de Woorden van de Week koppelen aan de juiste betekenis en er voorbeeldzinnen mee maken.
Leer blz. 60 t/m 83