PA1 Cap5 Opdr 1,2,10

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

PA1 Capítulo 5

En 2025
7.001.715 

habitantes

• Noem drie dingen die je zou kunnen doen in Madrid.

Navarra

Barcelona

Madrid

Sevilla

Valencia

Hoy hablamos de:

Madrid (en España)

Lugares famosos en Madrid

Bezittelijk vnw (Pronombres posesivos)

1b

Hier zie je drie plaatjes van beroemde plaatsen in Madrid. Schuif de namen naar de foto's.

Centro de Arte Reina Sofía

Plaza Mayor

Parque del Buen Retiro

Park

Plein

Museum

Wij herhalen de getallen tot 100 in het Spaans. Luister naar een omroepbericht in een supermarkt.
Schrijf de ZES prijzen op.

Bezittelijke voornaamwoorden

Pronombres posesivos

Kijk naar de video over deze voornaamwoorden in het Spaans

TB p. 45

¿Qué es un pronombre posesivo?
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

¡OJO! denk aan je Nederlandse les.

1. Geeft aan VAN wie iets/iemand is.
2. Geeft aan VOOR wie iets/iemand is.
3. Geeft aan MET wie iets/iemand is.
4. Geeft aan WAAR iets/iemand is.

In het Spaans heb je bezittelijke voornaamwoorden in het enkelvoud en in het meervoud

bezittelijke voornaamwoorden hebben ook een mannelijke en vrouwelijke vorm voor ONS en JULLIE

bezittelijke voornaamwoorden Let op het woord 

SU

(4 betekenissen) en SUS

(4 betekenissen)

YO

TÚ

ÉL/ELLA/
USTED

NOSOTROS

VOSOTROS

ÉLLOS/ELLAS USTEDES

Sorteer de woorden bij de betekenis

MI(S)

TU(S)

SU(S)

VUESTRO(S)/

VUESTRA(S)

NUESTRO(S)/

NUESTRA(S)

SU(S)

Opdracht 10bc

Als klaar bent, klik op de link, om verder te kunnen met Bron A

Lees de tekst. Kies het juiste antwoord.
1. Sandra en Carmen ... La Puerta del Sol.

1. ontmoeten elkaar op
2. gaan samen naar

Lees de tekst. Kies het juiste antwoord.
2. Sandra en Carmen zijn ...

1. vriendinnen
2. klasgenoten

Lees de tekst. Kies het juiste antwoord.
2. Sandra en Carmen gaan...

1. winkelen
2. naar de supermarkt

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. ¿Vas a la fiesta de Manuel el domingo por la tarde?
2. ¿Vas a la fiesta de Manuel el sábado por la tarde?

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. Perfecto, ¿Tienes alguna idea?
2. Estupendo, ¿Tienes alguna idea?

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. ¿Sabes dónde venden ordenadores y eso?
2. ¿Sabes dónde venden videojuegos y eso?

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. Además, yo también quiero comprar ropa.
2. Además, yo también quiero comprar comida.

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. ¿Vamos andando y cogemos el metro a la vuelta?
2. ¿Vamos andando y cogemos el bus a la vuelta?

3b
Luister en geef aan wat je hoort.

1. Tenemos que cruzar la Puerta del Sol.
2. Tenemos que pasar la Puerta del Sol.

VERDADERO

FALSO

1

2

3

4

5

6

Hoe noem je dit in het Spaans?

Hoe noem je dit in het Spaans?

Hoe noem je dit in het Spaans?

Hoe noem je dit in het Spaans?

Hoe noem je dit in het Spaans?

Lees en maak de zinnen af.
1. ¿Compramos juntas un ?

Lees en maak de zin af.
2. ¿Conoces alguna tienda donde venden...?

Lees en maak de zin af.
3. Además yo también quiero comprar... ?

Lees en maak de zin af.
4. Allí hay tiendas de nuestro ...

Lees en maak de zin af.
5. ¿Vamos ... y cogemos el metro a la vuelta?

Lees en maak de zin af.
6. Antes quiero ir al cajero automático para sacar...

b. Vertaal de woorden (4a)
regalo
videojuegos
ropa

b. Vertaal de woorden (4a)
estilo
andando
dinero

Hoy hemos hablado de:

Madrid (en España)

Lugares famosos en Madrid

Ir de compras

¿Qué compramos? (vocabulario)

• El parque del Retiro
• Plaza Mayor
• Centro de arte Reina Sofía
• El Corte Inglés
• Comprar un regalo
• un pantalón
• ropa
• una falda

Maak nu in tweetallen de grote opdracht over Madrid (via Classroom)