14.2 Het centrale zenuwstelsel deel 1 5V 2324

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

14.2 Het centrale zenuwstelsel 

Lesdoel 14.2 Je kunt

• onderdelen van het perifeer en centraal zenuwstelsel en hun functies noemen (onderdelen: zenuw, ruggenmerg, hersenstam, kleine hersenen, grote hersenen, hersenbalk, thalamus, hypothalamus, spinaal ganglion)
  
• uitleggen wat primaire & secundaire en sensorische & motorische schors is, waar links en rechts van het lichaam verwerkt / aangestuurd wordt en daarbij ook BINAS 88C3 uitleggen

Anatomie hersenen (88C1)

Anatomie grote hersenen 

• Twee helften
  
• Verbonden met de hersenbalk

Anatomie grote hersenen 

Links-rechts/schors-merg

Bloedhersenbarriere

Schorsgebieden grote hersenen 

Anatomie grote hersenen 

Primaire sensorische schors: 

- ontvangt signalen van de gevoels-zintuigen/ gewaarwording.

Anatomie grote hersenen 

Secundaire sensorische schors: 

- interpretatie van de ontvangen signalen/ geheugen

Grote hersenen (88C3) 

Wat lijkt dus de functie van de primaire motorische schors?

Anatomie grote hersenen 

Primaire motorische schors: 

- stuurt de spieren/ klieren aan.

Anatomie grote hersenen 

Secundaire motorische schors: 

- opgeslagen informatie over gecoördineerd uitvoeren van bewegingen. 

Kleine hersenen

Samenwerking 

Kleine hersenen

- Coördinatie

bewegingen.

Hersenstam

- Hier kruisen de 

zenuwbanen

(L wordt aangestuurd 

door Rechterhersenhelft)

Hypothalamus

Hypothalamus

Temperatuurregelaar

Biologische klok

Hormoonklier

Thalamus

Thalamus

• Informatiefilter vanuit de zintuigen (behalve van geur). 
• Aansturen van emoties
  

Hersenstam

Hersenstam 

• Verbindt de hersenen met het ruggenmerg
• Hier kruisen de zenuwbanen zich (linkerhelft lichaam is verbonden met rechter hersenhelft).

- Ik kan benoemen wat grijze en witte stof is en waar dit in het zenuwstelsel te vinden is

- Ik kan uitleggen wat een reflex is, onderscheid maken tussen aangeleerde en aangeboren reflexen en van een gegeven reflex de reflexboog maken

Geef de dendrieten, de axonen en de synapsen aan.

Je schrikt van een onverwachte knal en draait je hoofd om. Het schema geeft deze handeling weer.

Benoem a, b en c.

Leg uit wat de richting van de impuls is: 1 of 2.

Waar in het lichaam bevindt zenuwcel b zich?