W2a1-22012021
1 / 18
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Übersetze:
de zus
de zus
Slide 5 - Open question
Übersetze:
de oom
de oom
Slide 6 - Open question
Übersetze:
de zoon
de zoon
Slide 7 - Open question
Übersetze:
de broers en/of zussen
de broers en/of zussen
Slide 8 - Open question
Übersetze:
de neef (zoon van mijn broer/zus)
de neef (zoon van mijn broer/zus)
Slide 9 - Open question
Übersetze:
de nicht (dochter van mijn oom)
de nicht (dochter van mijn oom)
Slide 10 - Open question
Gegensatz (tegenstelling):
die Nichte
die Nichte
Slide 11 - Open question
Gegensatz:
die Tante
die Tante
Slide 12 - Open question
Gegensatz:
die Cousine
die Cousine
Slide 13 - Open question
groot-
ouders
van je ouders
van oom en tante
Großmutter
Opa
die Tochter
Cousin
dein Bruder
deine Geschwister
Slide 14 - Drag question
Bilde einen Satz mit
die Eltern
die Eltern
Slide 15 - Open question
Bilde einen Satz mit:
die Großeltern
die Großeltern
Slide 16 - Open question
Bilde einen Satz mit:
das Familienfoto
das Familienfoto
