Tekstverbanden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Tekstverbanden

Vandaag:

- Opsommend verband, Chronologisch verband (verband van tijdsvolgorde) en Tegenstellend verband

- Uitleggend verband

- Redengevend verband

- Concluderend verband

Noemt twee of meer tekstdelen of onderdelen na elkaar.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
3. Tegenstellend verband

Geeft aan in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
3. Tegenstellend verband

Geeft aan welke delen een tegenstelling vormen.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
3. Tegenstellend verband

Toen we naar de dierentuin gingen, zag ik eerst de flamingo's, daarna de maki's en als laatste de giraffen.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband
3. Tegenstellend verband

In de dierentuin waren wel zeeleeuwen, maar geen zeehonden.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband
3. Tegenstellend verband

Tijdens het waterfietsen zag ik maki's, apen, giraffen en parelhoenders.

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband
3. Tegenstellend verband

Waar kunnen tekstverbanden zijn?

1. Tussen verschillende alinea's.
2. Tussen verschillende zinnen.
3. Tussen zowel alinea's als zinnen.
4. Tekstverbanden zijn hier niet te vinden.

Uitleggend verband

Geeft uitleg op een eerder genoemd onderdeel.

"Willem houdt het voor gezien, dat wil zeggen dat hij stopt."

Signaalwoorden: Bijvoorbeeld, zoals, onder andere, etc.

Redengevend verband

Geeft aan waarom iemand iets doet.

Anja collecteert voor de Dierenbescherming, omdat ze dieren belangrijk vindt.

Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, etc.

Wat is het verschil tussen een uitleggend en redengevend?

Redengevend verband

Wat is het verschil tussen een uitleggend en redengevend?

Uitleggend = "wat bedoel ik ermee?"

Redengevend = "waarom gebeurde het?"

Concluderend verband

Geeft een conclusie aan.

Joost heeft 5 jaar in Frankrijk gewoond, dus is hij erg goed in Frans.

Signaalwoorden: Dus, dan ook, concluderend, etc.

Kahoot!

Op de toets

Kan jou gevraagd worden:

- Welk tekstverband je herkent (benoem het verband).

- Welke onderdelen  je van een bepaald tekstverband herkent (wat is de tegenstelling in ...).

- Aan welk signaalwoord je een bepaald tekstverband herkent.

- Welk(e) synoniem of tegenstelling in de tekst staat.

Oefenen

Op de studiewijzer staat de oefenopdracht "Spaanse stroom", maak deze alleen of in tweetal. De antwoorden staan in het document - je mag zelf nakijken.