HERHALING-HFST-4

1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Repaso capitulo 4 
Aan het einde van de les kun je:
  • een aantal woordjes uit hfst. 4 herkennen en gebruiken
  • de Spaanse Subjuntivo herkennen en gebruiken
  • de bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans gebruiken

Slide 2 - Slide

Vocabulario: kleding 
Vocabulario: kleding

Slide 3 - Slide

Kleding, schoenen terug brengen, hacer una devolución. 

Slide 4 - Slide

El subjuntivo
  • De Subjuntivo gebruik je in bijzinnen bij werkwoorden die een wens of een noodzaak uitdrukken. "Espero que Carlos me llame por teléfono".  Ik hoop dat Carlos me belt.  
  • Ook gebruik je een Subjuntivo in hoofdzinnen die een wens of noodzaak uitdrukken en beginnen met que. "Que apruebes el examen. 

Slide 5 - Slide

Madre: Quiero que me escuches.
              Quiero que hagas los deberes.
              Necesito que me ayudes en la cocina.

Slide 6 - Slide

Espero que Rosa me llame por teléfono. 

Slide 7 - Slide

Los adjetivos 
In het Spaans passen de bijvoeglijke naamwoorden zich (in geslacht en getal) aan het bijbehorende zelfstandig naamwoord aan. 

De rode fietsen. Las bicicletas rojas. 
Het mooie huis. La casa bonita.

Slide 8 - Slide

Vertaal de volgende woorden naar het Spaans.
jasje, rok, de jurk
A
ir de compras, falda, chaqueta
B
chaqueta, falda, el vestido
C
abrigo, falda, pendientes
D
el vestido, falda, chaqueta

Slide 9 - Quiz

de zonnebril, de sneakers
A
el zapato, los lentes
B
las lentes, los zapatos
C
las gafas de sol, las zapatillas de deporte
D
el sol de bril, las zapatillas

Slide 10 - Quiz

de teruggave, de aankoopbon
A
la compra y la devolución
B
el ticket y la devolution
C
la devoluición y el bonecito
D
la devolución, el ticket de compra

Slide 11 - Quiz

¿Subjuntivo o Indicativo?
Yo hablo mucho con mis amigas por WhatsApp.
A
Subjuntivo
B
Subindicativo
C
Indicativo
D
Indsubjuntivo

Slide 12 - Quiz

¡Que te lo pases bien!
A
Subjuntivo
B
Subindicativo
C
Indicativo
D
Indisubjuntivo

Slide 13 - Quiz

De vormen van de presente de Subjuntivo. (ar=e, er-ir= a)
Yo necesito que Juan me (ayudar).
A
ayude
B
ayuda
C
ayudas
D
ayudó

Slide 14 - Quiz

Espero que Rosa me (escribir) un mensaje por WhatsApp.
A
escribes
B
escriba
C
escribis
D
escrito

Slide 15 - Quiz

Yo no quiero que mi hijo (comer) hamburguesas todos los días.
A
comes
B
coma
C
comís
D
comisteis

Slide 16 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden.
Las chicas
A
simpáticos
B
simpatíca
C
simpáticas
D
símpatico

Slide 17 - Quiz

Los calcetines
A
caros y feas
B
cara y feo
C
caros y feos
D
caro y fea

Slide 18 - Quiz