sociaal probleem; veel mensen hebben ermee te maken of last van
er zijn verschillende meningen over de oorzaken en oplossingen
het wordt veel besproken in de media
het kan het beste worden opgelost door de overheid
uitleg
Slide 2 - Slide
waarden en normen
Een waarde is een principe of uitgangspunt dat jij belangrijk vindt in het leven. bijvoorbeeld: gezondheid, vrijheid
Een norm is een gedragsregel
bijvoorbeeld: afval in de prullenbak gooien
uitleg
Slide 3 - Slide
belangen
Een belang is het voordeel dat iemand ergens van heeft.
Een belangentegenstelling is dat het belang van de één botst met het belang van de ander.
bijvoorbeeld: ouders willen alcoholleeftijd naar 21 jaar en jongeren naar 16 jaar.
uitleg
Slide 4 - Slide
discriminatie
Als je iemand beoordeeld op kenmerken die niet belangrijk zijn. (huidskleur, geloof, afkomst, seksualiteit etc.)
Vaak negatief
Positieve discriminatie:Als bijvoorbeeld een vrouw een baan krijgt, omdat er in het bedrijf weinig vrouwen werken.
Slide 5 - Slide
Racisme
Als er op basis van herkomst onderscheidt wordt gemaakt.
Artl. 1 van de grondwet:
Alle mensen in Nederland worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie om godsdienst, politieke voorkeur, ras, geslacht of andere gronden, is niet toegestaan.
Slide 6 - Slide
Media Functies voor de samenleving
Slide 7 - Slide
Media Functies voor het individu
Slide 8 - Slide
Media functie op Democratische besluitvorming
Agendafunctie: media levert informatie voor politici --> discussie
Informatieve functie: politici vertellen hun plannen en ideeën vaak via interviews.
Controle- of waakhondfunctie: Journalisten kijken of politici beloftes nakomen
Meningsvormende functie: Hoe denkt de meerderheid van de bevolking ergens over
Slide 9 - Slide
Selectiecriteria van het nieuws
De actualiteit > Een gebeurtenis moet nieuw zijn. Oud nieuws is geen nieuws!
Bijzonder of uitzonderlijk > Iets heel raars, vreemds is sneller nieuws
De nabijheid van het nieuwsfeit > Gebeurt het hier in Arnhem/Nederland? Of ergens ver weg?
Doelgroep > Voor wie wordt het nieuws geschreven? Jeugdjournaal of NOS-stories? Belangstelling is nodig.
Identiteit of (commerciële doelstelling) van het medium > wat vindt de redactie zelf belangrijk? Verdienen ze geld met dit nieuws?
Slide 10 - Slide
Journalistieke normen (objectiviteit)
Scheiden van feiten en meningen
Hoor en wederhoor toepassen
Controleren van feiten met andere bron
Een objectieve
informatiebron!
+
+
=
Slide 11 - Slide
Objectief of subjectief
Of nieuws feiten bevat of vooral meningen, noemen we ook wel objectief en subjectief nieuws. Dit hangt af van of er bronnen zijn geraadpleegd, of er hoor en wederhoor is geweest en of de nieuwsbron vermeld is.
Objectief is hoe het feitelijk verlopen is/ zonder oordeel
Subjectief: Hoe iemand ergens over denkt.
Slide 12 - Slide
Objectief nieuws =
Feiten en meningen scheiden
Om nieuws zo objectief mogelijk te brengen moeten media feiten en meningen van elkaar onderscheiden.
Dat maakt het nieuws betrouwbaar en zorgt ervoor dat mensen alleen feiten krijgen te zien en horen.
Slide 13 - Slide
Objectief nieuws =
Hoor- en wederhoor
Alle kanten van het verhaal belichten en onderzoeken. Verschillende mensen met verschillende invalshoeken aan het woord laten.
Bijvoorbeeld praten met:
de advocaat van de dader en met de officier van justitie
woordvoerder bedrijf en de boze werknemers
Slide 14 - Slide
Objectief nieuws =
Meer dan één bron
Informatie uit één enkele bron is zelden echt betrouwbaar.
> Journalisten zoeken daarom altijd naar meerdere mensen om een verhaal te bevestigen.
"Eén bron is geen bron"
Slide 15 - Slide
Begrippen
Selectieve perceptie = iemand maakt bewust of onbewust keuzes bij het waarnemen.
Referentiekader = al zijn persoonlijke waarden, normen, belangen, meningen en ervaringen.
Slide 16 - Slide
De media moeten ook pluriform zijn dat wil zeggen dat er veel verschillende soorten meningen te horen moeten zijn. De overheid regelt dit grotendeels en de publieke omroep (npo1, npo2 enz) moeten zich hier aan houden.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Vier invalshoeken van maatschappijkunde
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk/onprettig vinden
Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem
Het probleem krijgt de aandacht van de media
Het probleem optreden van de overheid (of politiek) worden opgelost/aangepakt (of kan door middel van gezamenlijke actie worden opgelost/aangepakt)
Slide 23 - Slide
Invalshoeken
Politiek-juridische invalshoek
Sociaal-economische invalshoek
Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Slide 24 - Slide
Politiek-juridisch
Kernwoorden zijn; politici (Kamerleden, burgemeesters, wethouders, ministers), wetten/wetgeving, politieke partijen, macht etc. etc.
Passende vraag is “welke regels of wetten bestaan erover?“
Slide 25 - Slide
Sociaaleconomisch
Kernwoorden zijn; welvaart, economie, inkomen, arbeidsmarkt, bedrijven/winkels en financiën, maatschappelijke ongelijkheid etc. etc.
Passende vraag is “wie hebben er belang bij
Slide 26 - Slide
Sociaal-cultureel
Kernwoorden zijn; waarden, normen, cultuur en culturele kenmerken, media en meningen, pluriformiteit etc. etc.
Passende vraag is “wat vinden mensen ervan?”
Slide 27 - Slide
Veranderings- en vergelijkend
Kernwoorden zijn; vroeger en nu, regio X en regio Y.
Passende vraag is “hoe werd er vroeger, of wordt er nu in andere samenlevingen over gedacht?”