1HV Grammatica Zinsdelen H5: Meewerkend voorwerp

Welkom!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Opening
- Stil lezen
- Grammatica Zinsdelen H4 nakijken en bespreken
- Doelen doornemen
- Uitleg en oefeningen meewerkend voorwerp
- Aan de slag
- Terugblik en afsluiting

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga er eens
goed voor zitten...
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Grammatica Zinsdelen H4 nakijken en bespreken

Pak je schrift met gemaakte opdrachten erbij!

Slide 4 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin a
pv = lezen
ow = Veel jongeren
wg = lezen
vraag = Wie/wat lezen veel jongeren?
lv = de spannende boeken van Carry Slee


Slide 5 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin b
pv = laat
ow = de presentator van deze talkshow
wg = laat uitpraten
vraag = Wie/wat laat de presentator van deze talkshow (nooit) uitpraten?
lv = zijn gasten



Slide 6 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin c
pv = laten
ow = mensen
wg = laten tatoeëren
vraag = Wie/wat laten mensen tatoeëren?
lv = hun lichaam

Slide 7 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin d
pv = bevatten
ow = De meeste soorten koekjes
wg = bevatten
vraag = Wie/wat bevatten de meeste soorten koekjes?
lv = te veel zout

Slide 8 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin e
pv = Vonden
ow = Amerikaanse onderzoekers
wg = Vonden
Wie/wat vonden Amerikaanse onderzoekers?
lv = de eerste T-rexbotten

Slide 9 - Slide

Opdracht 1, blz. 118
zin f
pv = voerden
ow = de agenten
wg = voerden af
vraag = Wie/wat vonden Amerikaanse onderzoekers?
lv = de eerste T-rexbotten

Slide 10 - Slide

Opdracht 2, blz. 119
zin 1   pv = heeft
            ow = Moira
            wg = heeft gekocht
             lv = die leuke broek

zin 2   pv = rijdt
             ow = mijn broer
             wg = rijdt
             lv = x

Slide 11 - Slide

Opdracht 2, blz. 119
zin 3   pv = heeft
             ow = Welk reclamespotje
             wg = heeft gewonnen
             lv = de Gouden Loeki
zin 4   pv = kun
             ow = je
             wg = kun lezen
             lv = een leuk weetje


Slide 12 - Slide

Opdracht 2, blz. 119
zin 5   pv = stond
             ow = Apa Sherpa
             wg = stond
             lv = x
zin 6   pv = schoot
             ow = de voetballer
             wg = schoot
             lv = de bal



Slide 13 - Slide

Opdracht 4, blz. 119
Maak zinnen met de gegeven zinsdelen in de volgorde zoals die is aangegeven. Zet een streep onder het lijdend voorwerp.

1. Onze leraar Engels (ow) - pv/wg - lv.
2. ow - moet (pv/wg) - lv - over een maand - wg.
3. Wil (pv/wg) - ow - lv - wg?
4. lv - kun (pv/wg) - ow - bij elke bioscoop - wg.
5. Vanochtend - pv/wg - ow - lv.
6. pv/wg - ow - vaak - lv - wg - aan haar Franse vriendin?

Slide 14 - Slide

Hoe gingen de opdrachten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Doelen
Als het goed is al behaald:
- Ik kan de persoonsvorm (pv) in een zin aanwijzen.
- Ik kan het onderwerp (ow) in een zin aanwijzen.
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) in een zin aanwijzen.
- Ik kan het lijdend voorwerp (lv) in een zin aanwijzen.
Nieuw:
- Ik kan het meewerkend voorwerp (mv) in een zin aanwijzen.

Slide 16 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
In zinnen met een lijdend voorwerp kan een meewerkend voorwerp voorkomen.
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
Het komt voor met werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' (meedelen, uitleggen, zeggen, vragen) of met 'geven' (overhandigen, lenen, toesturen, doneren).

>> Melvin / heeft / zijn oude telefoon / aan zijn broertje (mv) / gegeven.

Slide 17 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met 'aan' of 'voor', maar dat hoeft niet.
Als 'aan' er niet staat, kun je het er in gedachten vaak voor zetten.
Als 'aan' er wel staat, kun je het in gedachten vaak weglaten.

>> Melvin / heeft / zijn oude telefoon / aan zijn broertje (mv) / gegeven.
>> Melvin / heeft / zijn broertje (mv) / zijn oude telefoon / gegeven.

Slide 18 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Als een meewerkend voorwerp met 'voor' begint, is het onderwerp meestal iemand die iets voor een ander doet. Die ander is dan het meewerkend voorwerp.
Je kunt 'voor' niet zo gemakkelijk weglaten als 'aan'.

>> Feline / zal / voor Melanie (mv) / een glas cola / inschenken.

Slide 19 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Zo vind je het mv.
1. Zoek de pv: vraagproef / tijdproef / getalproef
2. Zet zinsdeelstrepen: zinsdeelproef
3. Benoem het ow: wie/wat + pv?
4. Benoem het wg: alle werkwoorden in de zin
5. Benoem het lv: wie/wat + ow + wg?
6. Vraag: aan/voor wie/wat + ow + wg + lv?
     Het antwoord is het mv

Slide 20 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Denise / heeft / gisteren / een grote bos bloemen / voor haar moeder / gekocht.

pv:   heeft
ow:  Denise
wg:  heeft gekocht
lv:     een grote bos bloemen
mv:  voor haar moeder

Slide 21 - Slide

Even oefenen...

Slide 22 - Slide

Wat is de pv?

Onze docent Engels heeft ons tijdens de les een spannend verhaal verteld.

Slide 23 - Open question

Wat is het ow?

Onze docent Engels / heeft / ons / tijdens de les / een spannend verhaal / verteld.

Slide 24 - Open question

Wat is het wg?

Onze docent Engels / heeft / ons / tijdens de les / een spannend verhaal / verteld.

Slide 25 - Open question

Wat is het lv?

Onze docent Engels / heeft / ons / tijdens de les / een spannend verhaal / verteld.

Slide 26 - Open question

Wat is het mv?

Onze docent Engels / heeft / ons / tijdens de les / een spannend verhaal / verteld.

Slide 27 - Open question

Ik kan het mv in een zin aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Agenda's erbij en aan de slag!
Dinsdag 25 januari
- MNV Grammatica Zinsdelen H5, blz. 148-149, opdr. 1

(Weinig huiswerk, dus maak het extra zorgvuldig!)

Slide 29 - Slide