Les 17 P1 - 2HV - Herhaalles gramática

¡Bienvenidos a tu clase de español!
17
Hoy es martes
31 de octubre de 2023
1 / 45
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
17
Hoy es martes
31 de octubre de 2023

Slide 1 - Slide

Prepárate para esta clase
Maak je klaar voor de les
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado; 
    Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado, puesto en tu bolsa/mochila*, la cual está al suelo; Je mobiel is uitgeschakeld én zit in je tas/rugzak*, op de grond.
  • Siempre tienes tu cuaderno, tu portátil y un bolígrafo;
   Schrift, laptop + pen heb je altijd bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!;
    Let op! Oren open en wees stil!...
  • ¡Enfócate! Focus jezelf!


Slide 2 - Slide

El programa
  1. Controlamos el vocabulario
  2. Toetsweek 1
  3. Clases anteriores; 
  4. Ejercicios online
  5. Deberes 
HOY ES

Slide 3 - Slide

Comprobar el vocabulario
Estudiar (=leren): Unidad 2
Voca NL-SP 1-60

Slide 4 - Slide

PW U 1 + 2
  • Lees + luister
  • Voca Unidad 1 81-90 NL-SP
  • Voca Unidad 2 1-90 NL-SP
  • Ser
  • Llamarse (& andere wederkerende ww)
  • Lidwoorden (ev+mv+mnl+vwl)
  • Meervoudsregel
  • Jezelf voorstellen
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Getallen tot 100 NL - SP

Slide 5 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie
vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud
ellos - ellas - ustedes

Slide 6 - Slide

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo
A
vosotros/as
B
C
yo
D
nosotros/as

Slide 7 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García
A
ustedes
B
usted
C
el
D
vosotros

Slide 8 - Quiz

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
rojo, azul y amarillo
B
arriba, debajo, al lado
C
yo, usted, nosotros
D
bien, mal, terrible

Slide 9 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro
A
yo
B
él
C
ella
D

Slide 10 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica
A
ellos
B
ellas
C
ella
D
ello

Slide 11 - Quiz




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 12 - Slide

Sleep de vormen van ser naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 13 - Drag question

_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.

Slide 14 - Open question

______ (tú) Elena
Jij bent Elena

Slide 15 - Open question

______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.

Slide 16 - Open question

Carlos y yo .....................(ser)holandeses.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois

Slide 17 - Quiz

Mis amigos...................(ser)muy simpáticos.
A
somos
B
sois
C
son
D
es

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.
A
eres
B
soy
C
somos
D
son

Slide 19 - Quiz

La profesora de español..........................(ser)mexicana.
A
es
B
eres
C
somos
D
soy

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 21 - Quiz

ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois

Slide 22 - Quiz

Werkwoord: llamarse (heten)

Slide 23 - Slide

¿Qué significa heten en Español?
A
vivir
B
llamarse
C
ser
D
tener

Slide 24 - Quiz

Welke is geen "verbo reflexivo"?
A
Ducharse
B
Llamarse
C
Levantarse
D
Comer

Slide 25 - Quiz

Él _________ (llamarse) Juan López.
A
se llama
B
me llamo
C
llama
D
llamarse

Slide 26 - Quiz

llamarse, tú
A
llamas
B
se llama
C
te llamas
D
llama

Slide 27 - Quiz

llamarse, nosotros
A
nos llamamos
B
os llamáis
C
se llaman
D
te llamas

Slide 28 - Quiz

Mis hermanos (llamarse) Joaquín y Sabina
A
se llama
B
llama
C
os llamáis
D
se llaman

Slide 29 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat je moet weten:
  • bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
  • mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud
  • o --> a
  • e --> blijft
  • medeklinker --> blijft
  • meervoud +s / +es

Slide 30 - Slide

Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm:

Mi proferosa tiene un coche ____ (naranja).

Slide 31 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord:

Mi armario es...
A
rojo
B
roje
C
rojas
D
rojos

Slide 32 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord:
Mis padres son bastante ...
A
viejos
B
simpáticas
C
amable
D
bueno

Slide 33 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord:

Mi cama es ...
A
blanco
B
blanca
C
blancas
D
blanque

Slide 34 - Quiz

Welke vier kleuren veranderen niet?
A
lila, naranja, rosa, azul
B
naranja, rosa, lila, amarillo
C
rosa, lila, naranja, violeta
D
violeta, lila, rosa, verde

Slide 35 - Quiz

Dit / Deze - ml/vl/ev/mv

Slide 36 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord:
(deze) perros
A
Estos
B
Este
C
Estas
D
Esta

Slide 37 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
(deze) ensalada
A
Este
B
Estos
C
Esta
D
Estas

Slide 38 - Quiz

Aanwijzende voornaamwoorden:

Me gustan ___________ pantalones
A
estos
B
estas
C
este
D
esta

Slide 39 - Quiz

Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.

Dit meisje is knap. = ____ chica es guapa.
A
esta
B
este
C
estas
D
estos

Slide 40 - Quiz

Aanwijzende voornaamwoorden:

Me gusta ___________ falda
A
este
B
esta
C
estos
D
estas

Slide 41 - Quiz

Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.

Deze winkel is erg duur. = _____ tienda es muy cara.
A
este
B
esta
C
estos
D
estas

Slide 42 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.

(Deze)_______mochila es roja.

A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 43 - Quiz

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H2 

5. Klik aan: 2.1 voca, maak alle opdrachten

6. Klik aan: 2.2 gram, maak alle opdrachten

7. Klik aan: 2.3 com, maak alle opdrachten


Slide 44 - Slide

APRENDE (LEER):  
Begin met het leren vd stof voor het PW .
gebruik de samenvatting in classroom!
HAZ (MAAK):
vervoegingen SER + LLAMARSE


Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 45 - Slide