8.1 Verschillen in welvaart

8.1 Verschillen in welvaart


Leerdoelen:
  • Wat is Welvaart en hoe kan je die van landen vergelijken??
  • Berekenen van inkomen p. hoofd
  • Andere criteria die van belang zijn bij het vergelijken v welvaart
  • Begrijpen van (en reken met gegevens uit) een Lorenzcurve
  • Begrijpen en kunnen schetsen: een vicieuze cirkel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

8.1 Verschillen in welvaart


Leerdoelen:
  • Wat is Welvaart en hoe kan je die van landen vergelijken??
  • Berekenen van inkomen p. hoofd
  • Andere criteria die van belang zijn bij het vergelijken v welvaart
  • Begrijpen van (en reken met gegevens uit) een Lorenzcurve
  • Begrijpen en kunnen schetsen: een vicieuze cirkel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welvaart

Slide 3 - Slide

Welvaart
Is Nederland rijk?​

In een land is er welvaart als de inwoners in veel behoeften kunnen voorzien. ​


Welvaart vergelijken tussen landen:
Je kunt de welvaart tussen landen eenvoudig vergelijken door naar het inkomen per hoofd van de bevolking te kijken. 

Slide 4 - Slide

BBP en Nationaal inkomen hetzelfde?
Het BBP (bruto binnenlands product) geeft de waarde aan van alle producten en diensten die in een land worden geproduceerd (Hoe GROOT is de economie van dat land?? Stijgt het BBP? Dan: Economische groei!!!)
En alles wat met deze productie wordt verdiend gaat natuurlijk als ook als vorm van inkomen naar de inwoners van dat land. (weet je nog? Inkomen uit ARBEID= Loon, winst.  Of als inkomen uit BEZIT= huur, rente, pacht...) 

Daarom is de waarde van het BBP dus gelijk aan de waarde van het Nationaal Inkomen!!!!!!!!

Slide 5 - Slide

Inkomen per hoofd van de bevolking berekenen

Inkomen per hoofd van de bevolking =
Nationaal inkomen : aantal inwoners


Maak opg 2 en 3

Slide 6 - Slide

Welvaart vergelijken
  1. Inkomen per hoofd van de bevolking
        Maarrrrrrrr!!!!! Denk aan!!!!::

2. VERDELING v. welvaart in een land --> Lorenzcurve
3. Hoogte van de prijzen (koopkracht!!)
4. Zelfvoorziening (voorziet ook in behoeften....)
5. Kwaliteit en aanwezigheid van collectieve voorzieningen (voorziet ook in behoeften....)
6. Wel/ geen grote informele sector? (zwart werk bijvoorbeeld)
Maak opg 4 en 5

Slide 7 - Slide

Lorenzcurve
Bekijk nog eens deze video 




Maak nu opgave  7 en 8 over de Lorenzcurve





Slide 8 - Slide

Lorenzcurve

Slide 9 - Slide

Bekijk deze Lorenzcurve.

Welke van de drie curves is die van een ontwikkelingsland? A, B of C?
A
Curve A
B
Curve B
C
Curve C

Slide 10 - Quiz

Lorenzcurve Nederland
Deze Lorenzcurve laat de inkomensverdeling vóór en na belastingen zien.


Begrijp de verschillende lijnen!!!
rood= primaire inkomens= bruto= vóór de belastingen/ premies/ uitkeringen/ subsidies
blauw= secundaire inkomens= besteedbaar= na de belastingen (waarom dichter bij groen?)
groen= gelijke verdeling; iedereen verdient precies evenveel. Leg uit waarom dit niet goed is voor een economie!!!
NL

Slide 11 - Slide

Vicieuze cirkel armoede

Slide 12 - Slide

Vicieuze cirkel armoede
Zelf kunnen uitleggen wat een vicieuze cirkel is!!!!


"iets met gevolg en oorzaak...."
Maak opgave 9 en 10

Slide 13 - Slide

Het BBP (Bruto Binnenlands Product) is dezelfde waarde als het Nationaal Inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

In vergelijking met andere landen is Nederland een rijk land. Maar niet iedereen in Nederland is even welvarend.
Wat wordt verstaan onder welvaart?
A
De mate waarin men in de behoeften kan voorzien
B
Een hoog bruto-inkomen
C
Een hoog netto-inkomen
D
Het inkomen per hoofd van de bevolking

Slide 15 - Quiz

Stelling I: Als er sprake is van economische groei dan stijgt het bbp.
Stelling II: Het bbp per inwoner is een betere manier om welvaart tussen landen te vergelijken dan het bbp.

A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 16 - Quiz

De welvaart tussen twee landen kun je vergelijken door:
A
de hoogste inkomens per land te vergelijken.
B
de laagste inkomens per land te vergelijken.
C
het inkomen per hoofd te vergelijken.
D
het nationaal inkomen te vergelijken.

Slide 17 - Quiz

Wat is een goede manier om de welvaart tussen landen te vergelijken?
A
Het nationaal inkomen
B
Het BBP
C
Het BBP per hoofd van de bevolking
D
Alle genoemde manieren

Slide 18 - Quiz

Wat geeft een Lorenzcurve aan?
A
Het inkomen van een land
B
De hoeveelheid mensen in een land
C
procenten
D
De inkomensongelijkheid in een land

Slide 19 - Quiz

Bij de diagonaal (of de rechte lijn) van de Lorenzcurve
A
zijn de inkomensverschillen groot
B
is het inkomen eerlijk verdeeld
C
zijn de inkomensverschillen klein
D
verdient iedereen evenveel

Slide 20 - Quiz

Wat geeft deze lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen

Slide 21 - Quiz

1. Armoede
2. niet kunnen lezen of schrijven
3. niet naar school
4. kinderarbeid
5. ongeschoold werk

Wat is de juiste volgorde van de vicieuze cirkel?
A
1 - 2 - 3 - 4 -5 -1 - ...
B
1 - 2 - 4 - 3 - 5 - 1-...
C
1 - 4 - 2 - 3 - 5 - 1-...
D
1 - 4 - 3 - 2 - 5 - 1 - ...

Slide 22 - Quiz

Wat is een vicieuze cirkel?
A
Iets onzichtbaars
B
Gevolg van het ene probleem is de oorzaak van volgende probleem
C
Cirkel die ronddraait
D
Mensen in ontwikkelingslanden leven in armoede

Slide 23 - Quiz

Hoe kun je een vicieuze cirkel van armoede in een ontwikkelingsland het beste doorbreken?
A
Door noodhulp.
B
Door structurele hulp.

Slide 24 - Quiz

Ontwikkelingslanden blijven in een vicieuze cirkel van armoede zitten door een slecht wegennet.
Lees de vier onderstaande stappen.
1 Het kost boeren veel tijd kwijt om hun producten te vervoeren.
2 Boeren houden weinig tijd over voor het werk op het land.
3 Er is geen geld om betere wegen aan te leggen.
4 Boeren produceren weinig en verkopen dus ook weinig.

A
Armoede - 1 - 2 - 3 - 4
B
Armoede - 1 - 3 - 4 - 2
C
Armoede - 3 - 4 - 1 - 2
D
Armoede - 3 - 1 - 2 - 4

Slide 25 - Quiz