Grammatica & Spelling H4+5 Talent vmbo-t/havo

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Grammatica & Spelling H4+5 Talent vmbo-t/havo

Werkwoord

In universele taal: Verbum.

Het is een woord dat een handeling omvat. 

Voorbeelden: 'lopen', 'maken', 'helpen'. 

Hieraan zie je direct of het in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staat.

Wat zijn WERKWOORDEN voor woordsoort?

1. DING-WOORDEN
2. BEROEPEN
3. DOE-WOORDEN
4. DIT IS GEEN WOORDSOORT

Welk van deze woorden is GEEN WERKWOORD?

1. lopen
2. gedaante
3. kon
4. geweest

Wat voor werkwoorden kun je nog meer bedenken?

Zelfstandig naamwoord

In universele taal: Substantief.

Mens, Dier, Ding, Plant.

Hier staat een lidwoord voor. 

Welk woord is GEEN
ZELFSTANDIG
NAAMWOORD?

1. honderd
2. Willem
3. boom
4. laptop

Wat voor zelfstandig naamwoorden kun je nog meer bedenken?

Lidwoord

In universele taal: Artikel.

de, het, een

Let op: als er geen zelfstandig naamwoord achter staat, is het geen lidwoord!

Geen lidwoord: Ik heb het gehoord. 

Welke zin bevat GEEN
LIDWOORD?

1. Wat een goed plan!
2. Ik word moe van het gezeur!
3. Ik zal het mama en papa vertellen.
4. De leerlingen zijn heel goed bezig vandaag.

Bijvoeglijk naamwoord

In universele taal: Adjectief. 

Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord ('versierwoord').

Voorbeeld: Ze heeft een trouwe hond.

Zelfstandig naamwoord: 'hond'. 

Bijvoeglijk naamwoord: 'trouwe'. 

Een BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
zegt iets over...

1. een lidwoord
2. een zelfstandig naamwoord
3. een werkwoord
4. een voorzetsel

Een BIJVOEGLIJK
NAAMWOORD is NIET:

1. Belgisch
2. zilveren
3. slome
4. twee

Noem nog meer voorbeelden van een bijvoeglijk naamwoord

Voorzetsel

In universele taal: Prepositie.

Het zegt iets over de plaats van dingen. 

Voorbeelden: 'in', 'met', 'op', 'aan', 'naar'

Een VOORZETSEL...

1. ...staat meestal voor een zelfstandig naamwoord
2. ...bestaat altijd uit meerdere woorden
3. ...staat alleen
4. ...staat altijd voor een werkwoord

Wat is geen voorbeeld
van een VOORZETSEL?

1. tijdens
2. gedurende
3. in
4. een

Telwoord

Het geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.

Hoofdtelwoord = geeft een hoeveelheid aan.

Rangtelwoord = geeft een volgorde aan.

Een HOOFDTELWOORD is
bijvoorbeeld...

1. vierentachtig
2. aantal
3. hoeveelheid
4. zesde

Een RANGTELWOORD is
bijvoorbeeld...

1. vijftien
2. achttiende
3. veel
4. drie

Bezittelijk voornaamwoord

Welke zin bevat
een BEZITTELIJK
voornaamwoord?

1. Jouw boek ligt hier.
2. Schaam je!
3. Goed, en met jou?
4. Hoe heet jij?

Persoonlijk voornaamwoord

Welke zin bevat de
ONDERWERPSVORM van
een persoonlijk voornaamwoord?

1. Jouw boek ligt hier.
2. Schaam je!
3. Goed, en met jou?
4. Hoe heet jij?

Welke zin bevat de
VOORWERPSVORM van
een persoonlijk voornaamwoord?

1. Jouw boek ligt hier.
2. Schaam je!
3. Goed, en met jou?
4. Hoe heet jij?