Quiz Engels - woorden, getallen, dagen, maanden, klokkijken

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Quiz!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsBasisschoolGroep 6-8Leerjaar 1,2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Quiz!

Slide 1 - Slide

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Ronde 1: woorden

Slide 2 - Slide

baas
(typ in het Engels)

Slide 3 - Open question

avondeten
(in het Engels)

Slide 4 - Open question

boos
(in het Engels)

Slide 5 - Open question

wie
(in het Engels)

Slide 6 - Open question

stom
(in het Engels)

Slide 7 - Open question

dochter
(in het Engels)
A
tochter
B
daughter
C
daugter
D
daugther

Slide 8 - Quiz

tomorrow
(in het Nederlands)

Slide 9 - Open question

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Ronde 2: tellen

Slide 10 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
- Let op het streepje vanaf 21
Deze zijn bijzonder:
- fifteen (15)
-fifty (50)
-eighteen (18)
-eighty (80)
- forty (40)

Slide 11 - Slide

27
(in het Engels als woord)

Slide 12 - Open question

88
(in het Engels als woord)

Slide 13 - Open question

47
(in het Engels als woord)

Slide 14 - Open question

92
(in het Engels als woord)

Slide 15 - Open question

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Ronde 3:
dagen & maanden

Slide 16 - Slide

Wat is dinsdag in het Engels?
A
Thursday
B
Wednesday
C
Saturday
D
Tuesday

Slide 17 - Quiz

Wat is zondag in het Engels?
(tip: denk aan hoofdletters)

Slide 18 - Open question

Wat is "maart" in het Engels?
A
May
B
June
C
March
D
Meart

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je "januari" in het Engels?
(tip: denk aan hoofdletters)

Slide 20 - Open question

Vandaag een quiz Engels

Good Luck!!
Ronde 4: klokkijken

Slide 21 - Slide

Hoe zat het ook alweer?

Slide 22 - Slide

kwart over (in het Engels)
A
a quarter past
B
a quarter to
C
half past
D
o'clock

Slide 23 - Quiz

kwart voor (in het Engels)
A
a quarter past
B
a quarter to
C
half past
D
o'clock

Slide 24 - Quiz

Het is 11 uur
(in het Engels)
A
11 o'clock
B
11 hour
C
11 clock'o
D
half past 10

Slide 25 - Quiz

half 5
A
half past 3
B
half past 4
C
half past 5
D
half past 6

Slide 26 - Quiz


Hoe vond je deze quiz?

Slide 27 - Open question