5 Bevruchting

6.3 Bevruchting
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.3 Bevruchting

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
  • Herhalen
  • Leerdoelen
  • Bestuiving
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welk onderdeel of welke onderdelen van de bloem trekken insecten aan?
1. Meeldraden
2. Kroonbladeren
3. Kelkbladeren
4. Nectar
A
1 en 2
B
2 en 3
C
2 en 4
D
3 en 4

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Uit welk onderdeel van de bloem van een appelboom groeit een appel?
A
Helmhokje
B
Stijl
C
Bloemkelk
D
Vruchtbeginsel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort bestuiving vindt plaats tussen twee bloemen op dezelfde plant?
A
Zelfbestuiving
B
Kruisbestuiving
C
Geen bestuiving

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort bestuiving vindt plaats tussen twee bloemen op een andere soort(!) plant?
A
Zelfbestuiving
B
Kruisbestuiving
C
Geen bestuiving

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke kenmerken hebben insectenbloemen?
1. Grote, gekleurde kroonbladeren
2. Helmknoppen buiten de bloem
3. Veel stuifmeel
4. Geur

A
1 en 2
B
3 en 4
C
1 en 4
D
2 en 3

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met een "eenslachtige bloem"?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Kan er zelfbestuiving plaats vinden bij een tweehuizige plant?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Ik kan beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en hoe hierdoor vruchten en zaden ontstaan.

  • Ik kan beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  • Ik kan de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

6.3 Bevruchting (pag 177)
Hoe is een stamper opgebouwd?

Waar eindigt de bestuiving?


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Stuifmeelbuis
Gemaakt door de stuifmeelkorrel
Brengt een kern naar een eicel in het
zaadbeginsel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat ontstaat er?
Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel delen.

Wat groeit er uit een vruchtbeginsel?
Wat groeit er uit een zaadbeginsel?

Hoeveel zaadbeginsels heeft een appel/pruim/watermeloen?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Lezen §6.3 (In stilte! 5 minuten)
Maken opdrachten 6.3 (zie peppels voor havo/vwo)
Overleggen mag zachtjes!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bespreken samenvatting

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

6.3 Bevruchting Deel 2

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Terugblik
Leerdoelen
De kiem
Versla de docent
Praktische opdracht
Aan de slag

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

The odd one out
Eicel - Stuifmeelkorrel - Stijl

Kroonbladeren - Insect - Bestuiving

Bevruchting - Kiem - Zaadbeginsel

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Ik kan beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en hoe hierdoor vruchten en zaden ontstaan.

  • Ik kan beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  • Ik kan de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Kiem
Uit een bevruchte eicel groeit een kiem.
Een kiem groeit uit tot plantje

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Versla de docent
Zoek de fouten
Stel je voor dat het een zonnige lente dag is. De bloemen en bomen in volle bloei, maar ook het hooikoortsseizoen breekt weer aan. De insecten voelen zich aangetrokken tot de kelkbladeren, geur en nectar van de bloemen. Als een bij de nectar komt halen in de bloem raakt hij bedekt met stuifmeelkorrels. Deze stuifmeelkorrels worden aangemaakt in de zaadbeginsels van de meeldraden. Daarna vliegt de bij naar de volgende bloem. Als deze bloem op dezelfde plant zit, noem je dat zelfbestuiving. Als de bloem op een andere plant zit, noem je dit kruisbestuiving. Wat is hierbij dan de voorwaarde? (De plant moet van dezelfde soort zijn)
Om de bestuiving af te maken, kruipt de bij in de volgende bloem. Hierbij blijven de stuifmeelkorrels op de stempel plakken. Als de stuifmeelkorrel op de stempel ligt, maakt de stamper een stuifmeelbuis aan. Hierdoor kan de stuifmeelkorrel door de stijl naar beneden bewegen. De stuifmeelbuis eindigt in één zaadbeginsel. In dit zaadbeginsel zit een eicel. De kern van de stuifmeelkorrel smelt samen met de eicel. De eicel gaat delen en er ontstaat een zaad. Daarnaast ontstaat er een vrucht. Aan de vrucht kun je zien hoeveel zaadbeginsels de bloem had. Ieder zaadbeginsel groeit uit tot een zaad.



Slide 21 - Slide

Fouten:
1. Kelkbladeren -> kroonbladeren
2. Zaadbeginsels maken stuifmeel -> helmhokjes maken stuifmeel
3. Stamper maakt stuifmeelbuis -> stuifmeelkorrel maakt stuifmeelbuis
4. Stuifmeel kan naar beneden -> Kern van stuifmeel kan naar beneden
5 Ieder zaadbeginsel wordt een zaad -> Alleen bevruchte zaadbeginsels worden een zaad
De praktische opdracht
Jullie gaan vanaf volgende week een kiemende boon volgen!
Bewaar thuis een leeg potje (Jam, pindakaas etc.)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Maken §6.3
Klaar? Oefenen op biologiepagina.nl

Slide 23 - Slide

This item has no instructions