Werkwoordsvormen

Hoe vind je de persoonsvorm?

A
De zin vragend maken
B
Dat zijn alle werkwoorden in de zin
C
Dat kun je zien aan de zin
D
De zin in meervoud of enkelvoud zetten
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe vind je de persoonsvorm?

A
De zin vragend maken
B
Dat zijn alle werkwoorden in de zin
C
Dat kun je zien aan de zin
D
De zin in meervoud of enkelvoud zetten

Slide 1 - Quiz

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Door de zin vragend te maken.
B
Door de zin in een andere tijd te zetten.
C
Door te vragen:" wie of wat" + gezegde
D
Door alle werkwoorden te zoeken.

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar?
1. voltooid deelwoord = werkwoord.
2. voltooid deelwoord en pv zijn hetzelfde
A
beide zinnen zijn waar
B
beide zinnen zijn niet waar
C
zin 1 is niet waar, zin 2 is waar
D
zin 1 is waar, zin 2 is niet waar

Slide 4 - Quiz

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is een infinitief
A
Het hele werkwoord
B
De hij-vorm van het werkwoord
C
Als je de zin vragend maakt komt deze vooraan
D
Wie/wat + werkwoorden

Slide 6 - Quiz

Het voltooid deelwoord zegt iets over het onderwerp?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Jermain heeft goed gevoetbald.
Wat is de persoonsvorm?
A
gevoetbald
B
heeft
C
Jermain
D
goed

Slide 8 - Quiz

Welke Vorm?
Wij HEBBEN gisteren bij zijn bazen geklaagd.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Welke vorm?

We hebben gisteren de hele namiddag GEZWOMMEN.
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz