VCA 2024 (9)
1 / 29
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
1. Welke 3 factoren zijn aanwezig als er een brand ontstaat:
A
Brandbare stof + koolstofdioxide + zuurstof.
B
Brandbare stof + zuurstof + ontstekingsbron.
C
Brandbare stof + zuurstof + gassen.
Slide 24 - Quiz
2. Welke brandklassen bestaan er:
A
A,B,C,D,E.
B
A,B,C,D,E, niet-geclassificeerde klasse.
C
A,B,C,D, niet-geclassificeerde klasse.
Slide 25 - Quiz
3. In welke situatie mag absoluut niet met water worden geblust:
A
Als er een schuurtje in de brand staat.
B
Als er een frituurpan in de brand staat.
C
Bij een bosbrand.
Slide 26 - Quiz
4. Wat is het belangrijkste wat men moet doen bij brand:
A
Zo snel mogelijk bestrijden.
B
Anderen in veiligheid brengen.
C
Jezelf in veiligheid brengen.
Slide 27 - Quiz
5. Wat geeft de afkorting LEL weer:
A
Explosieve atmosfeer.
B
De bovenste explosiegrens.
C
De laagste explosiegrens.
Slide 28 - Quiz
6. Hoe wordt de laagste temperatuur waarbij een stof, zonder ontstekingsbron, spontaan ontbrandt genoemd?
A
Zelfontbrandingstemperatuur.
B
Vlampunt.
C
Ontvlammingstemperatuur.
