This lesson contains 8 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
This item has no instructions
Sprookjes zijn fictie.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
This item has no instructions
Wat is geen kernmerk van een sprookje?
A
Sprookjes spelen vaak in een niet-bestaande omgeving.
B
Sprookjes beginnen vaak met: 'Er was eens......'.
C
Er komt maar één emotie in voor.
D
Sprookjes lopen goed af.
Slide 3 - Quiz
This item has no instructions
Wat is wel een kernmerk van een sprookje?
A
Iedereen is echt.
B
Het zijn volksverhalen: verhaal werd eerst mondeling verteld.
C
Wat verteld wordt, is niet leerzaam.
D
De omgeving is bestaand.
Slide 4 - Quiz
This item has no instructions
Wat zijn kenmerken van de hoofdpersoon in het sprookje
A
Heeft veel emotie.
B
Leer je niet kennen.
C
Gaat dood in het sprookje.
D
Kan toveren.
Slide 5 - Quiz
This item has no instructions
opdracht
De Sprookjessprokkelaar is één van de oudste bewoners van het Sprookjesbos. Hij plukt zijn verhalen uit de takken en twijgjes in het bos en zorgt er zo voor dat iedereen nog lang en gelukkig kan lezen.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
opdracht
Je krijgt 10 minuten de tijd om aan deze opdracht te werken.
Je werkt in tweetallen. Eerst schrijft de ene een zin en dan de ander.
Je overlegt met elkaar. Als het samen niet lukt, vraag je mij om hulp.
De gemaakte opdracht lever je dadelijk in de ELO in.
De startzin krijg je van mij.
Eindig met: En ze leefden nog lang en gelukkig!
Jullie tijd start nu om het sprokkelsprookje te schrijven.
timer
10:00
Slide 7 - Slide
Er was eens een groene olifant...
In de stad diep onder de grond leefde eens een...
Er was eens een eenzame student op een regenachtige woensdagmorgen. Zijn naam is...
Er was eens een meisje genaamd Femke, dat op feestje nummer 4 van de week geen bier meer kon zien.