Spelling

Spelling 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waarom is goed spellen nou eigenlijk zo belangrijk?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Stam
= Hele werkwoord - en

Fiets
Schrijf
Bakk
Verv
Bloz
Reiz
Ik-vorm
= ik .............

Fiets
Schrijf
Bak
Verf
Bloos
Reis

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [praten].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [lopen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [verhuizen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [wachten].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord is [trouwen].
Is de stam hetzelfde als de ik-vorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


Meervoud

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

  1. Meervoud op -en
    stoelen, katten, beren

  2. Meervoud op -s
    vogels, toffees

  3. Meervoud op 's
    oma's

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
en meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.

Let op! Er zijn uitzonderingen, zelfstandig naamwoorden die geen meervoud hebben. Bijvoorbeeld melk, wiskunde, onweer, hersenen, jeans.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker
krijgen meestal -en in het meervoud.

Als het voor de uitspraak nodig is, verdubbel je 
de medeklinker of verenkel je de klinker.

kat - katten (niet: *katen), 
beer - beren (niet *beeren)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meervoud op -s
1. Als de laatste lettergreep geen klemtoon heeft, 
is het meervoud op -s.
Bijvoorbeeld: vó-gel - vogels, bé-zem - bezems

2. Ook woorden die eindigen op een klinker
krijgen in het meervoud -s
Bijvoorbeeld: niveau - niveaus, toffee - tofees 

Slide 14 - Slide

Benadruk dat de lettergreepregel een uitzondering is op de regel voor het meervoud op -en.
Let op!
Eindigt een woord op een enkele 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 15 - Slide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Bij sommige zelfstandig naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft:

muis - muizen
boef - boeven

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een -ee, dan schrijf je -ën:
KLEMTOON OP LAATSTE OF ENIGE LETTERGREEP

drie - drieën
industrie - industrieën
melodie - melodieën



KLEMTOON NIET OP LAATSTE LETTERGREEP?

porie - poriën
kolonie - koloniën
bacterie - bacteriën

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is de meervoudsvorm van het woord bureau?

Slide 18 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker (tweeklank).
Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 19 - Open question

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 20 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker.
Wat is de meervoudsvorm
van het woord paardenbloem?

Slide 21 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker.
Wat is de meervoudsvorm van het woord dadel?

Slide 22 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker, maar de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep: dá-del. 
Uitzonderingen
Een aantal woorden houden zich niet aan de standaard meervoudsregels. 

Bijvoorbeeld: 
koe-koeien, kind-kinderen, museum-musea

Hier ga je in latere lessen mee oefenen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

G, gg of ch?
Tijdens de Coronacrisis moet je proberen niet te veel te [ku en]
A
gg
B
g
C
ch

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Wij willen vandaag vle ten in ons haar.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Mijn buurman is bru enbouwer.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Ik heb een nieuws ierige moeder.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Bezitsvorm
Altijd -s aan het zelfstandig naamwoord, behalve:

Zelfstandig naamwoord eindigt op lange klinker of y? 
Dan schrijf je -'s
Gemma's scooter, Lilly's tas

Zelfstandig naamwoord eindigt op een sisklank.
Je schrijft dan alleen een apostrof 's
Marlies'
paard, Maurice' telefoon

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van Max?
............ hond.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van oma?
............. rollator.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Wat is de bezitsvorm van tante?
.......... nieuwe jurk.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Getallen
Schrijf je bijna altijd voluit, behalve bij maten, gewichten en grote ingewikkelde getallen.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Lotte moet een ...... voor de toets halen.
A
acht
B
8

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Voor de cake heb je ......... gram boter nodig.
A
tweehonderd
B
200

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Het cadeau voor Sven kostte ......
A
20 euro 30
B
twintig euro dertig
C
€ 20,30

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions