4e jaars 23 nov

§ 3.2 Winst of verlies?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§ 3.2 Winst of verlies?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Tijdens deze les leer je:
- hoe je met een brutowinstopslag de verkoopprijs berekent
- hoe je de consumentenprijs berekent
- hoe je terugrekent van de consumentenprijs naar de prijs exclusief btw
- hoe je de brutowinst en het nettoresultaat berekent

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De verkoopprijs berekenen
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
  (bedrijfskstn.+ winst voor de winkelier)






Slide 3 - Slide

Brutowinstopslag: is voor een deel bestemd voor het betalen van de bedrijfskosten. Wat overblijft, is nettowinst voor de winkelier.
Verkoopprijs?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De consumentenprijs berekenen
Verkoopprijs + 9% of 21% btw


Slide 6 - Slide

Consumentenprijs: de verkoopprijs incl. btw.

-0% tarief: bij levering van goederen naar het buitenland bv.
-laag tarief 9%: voedingsmiddelen, water, geneesmiddelen, boeken.
- algemeen tarief 21%: geldt voor alle producten en diensten die niet zijn vrijgesteld, en die niet onder het 9%-tarief of het 0%-tarief vallen.
Consumentenprijs?
De verkoopprijs van een tv: € 660
De btw 21%



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De verkoopprijs van een tv: € 660
De btw 21%

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De prijs exclusief btw
Verkoopprijs exclusief btw-> deze op 100% stellen:
bij 21% btw, is de consumentenprijs 100% + 21% = 121%
bij 9% btw,  is de consumentenprijs 100% + 9% = 109%

 delen door  121 (of 109) x 100= de verkoopprijs exclusief btw.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De consumentenprijs van een paar schoenen is € 99, inclusief 21% btw. 

Wat is de prijs excl. btw?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De consumentenprijs van een paar schoenen is € 99, inclusief 21% btw.

Wat is de prijs excl. btw?
€ 99 ÷ 121 × 100 = € 81,82

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Omzet, brutowinst en nettoresultaat

Slide 12 - Slide

Als je met je bedrijf goederen verkoopt, levert dat geld op. Het totaalbedrag dat je door de verkoop ontvangt, is je omzet.
OMZET= afzet x verkoopprijs
(afzet: hoeveelheid verkochte producten)

Een deel daarvan gebruik je om de inkoop van de goederen te betalen: inkoopwaarde van de omzet.

Omzet- inkoopwaarde= brutowinst.
Brutowinst-bedrijfskstn= nettoresultaat.
De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. Wat is de omzet van de maand mei?
A
€30.000
B
€ 32.000
C
€ 35.000
D
€ 31.250

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. De inkoopprijs is € 7,50. Wat is de bruto winst van de maand mei?
A
€ 7.500
B
€ 10.00
C
€ 12.500
D
€ 15.000

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. De inkoopprijs is € 7,50. Daarnaast betaald List € 10.000 aan kosten. Wat is de netto winst van de maand Mei?
A
-€ 2500
B
€ 2.500
C
€ o
D
€ 5000

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag


Paragraaf 3.2
Opdrachten blz. 78 t/m 81



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Lesdoelen behaald? (berekening verkoopprijs, consumentenprijs, verkoopprijs excl. btw, omzet, brutowinst en nettoresultaat

Huiswerk: opdrachten blz. 78 t/m 81

Vragen?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions