Bijles grammatica zinsontleding

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

Zij hebben de toets goed gemaakt.

1. Persoonsvorm
2. Werkwoordelijk gezegde

Gisteren gingen Jos en Jelle in het bos fietsen. 

1. Persoonsvorm
2. Werkwoordelijk gezegde
3. Onderwerp

Zij hebben een nieuwe auto gekocht. 

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Hij heeft een nieuwe auto gekocht.

1. Lijdend voorwerp
2. Meewerkend voorwerp

Aan de studenten van de Pabo en TC geeft Lisanne een college. 

1. Lijdend voorwerp
2. Meewerkend voorwerp

Het kleine schilderij aan de linkerkant / vind / ik / het mooiste. 

1. Bijwoordelijke bepaling
2. Bijvoeglijke bepaling