Hoofd- en bijzaken, samenvatten, hoofdgedachte en onderwerp

Lesprogramma

  1. Uitleg kernzinnen en deelonderwerpen
  2. Samenvatten

1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesprogramma

  1. Uitleg kernzinnen en deelonderwerpen
  2. Samenvatten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat kernzinnen en deelonderwerpen zijn.

  • kun je herkennen hoofd- en bijzaken en deelonderwerpen herkennen.

  • kun je beoordelen of een zin een hoofd- of bijzaak is en wat het deelonderwerp van een alinea is. 

  • kun je zelfstandig de kernzin en het deelonderwerp van een alinea vinden.

Slide 2 - Slide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 3 - Slide

De tekst bestaat uit vier zinnen. Wat is volgens jou de belangrijkste zin?

Slide 4 - Open question

Als zin 2 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quiz

Als zin 3 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Activeren
B
Informeren
C
Beschouwen
D
Overtuigen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 7 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 8 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 9 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 10 - Quiz

Hoofdzaken
  • Wat belangrijk is in een tekst.

  • Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.

  • Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.

Slide 11 - Slide

Kernzinnen
  • In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak.

  • Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen.
    Uitleg, toelichting of voorbeeld.

  • Een kernzin is vaak de eerste, tweede of de laatste zin van de alinea. Soms is het ook een andere zin.

Slide 12 - Slide

Kernzinnen vinden
  1. Bedenk wat is het (deel)onderwerp van de alinea / het tekstgedeelte.

  2. Bedenk wat de schrijver eigenlijk wil vertellen over het (deel)onderwerp.

  3. Lees de eerste, tweede en laatste zin van de alinea.

  4. Bedenk welke zin het beste past bij je antwoorden op vraag 1 en 2.

Slide 13 - Slide

Deelonderwerp
  1. Om een deelonderwerp te vinden in de tekst begin je met het onderwerp
  2. Zodra je weet wat het onderwerp is lees je de tussenkopjes en de alinea-indeling.
  3. Lees van elka alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat. Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.
  4. Formuleer in een paar woorden het deelonderwerp.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Wat is het onderwerp van de tekst hiernaast?

Slide 16 - Open question

Welke deelonderwerpen kan je vinden in de tekst hiernaast?

Slide 17 - Open question

Wat is de kernzin van de eerste alinea? Citeer de zin.

Slide 18 - Open question

Wat is de kernzin van de tweede alinea? Citeer de zin.

Slide 19 - Open question

Wat is de kernzin van de derde alinea? Citeer de zin.

Slide 20 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 2.

Slide 21 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 3.

Slide 22 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 4.

Slide 23 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 5.

Slide 24 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 6.

Slide 25 - Open question

Citeer de kernzin van alinea 7.

Slide 26 - Open question

Opdracht 1
Schrijf op papier een tekst van 8 zinnen over iets wat je gisteren hebt meegemaakt of over een onderwerp waar je veel van weet.


timer
4:00

Slide 27 - Slide

Opdracht 2
Vorm groepjes van vier.
  • Schuif de papiertjes allemaal één plekje door.
  • Lees de tekst door, vat de tekst samen in 4 zinnen.

  • Schuif daarna de papiertjes weer één plekje door.
  • Lees de tekst van vier zinnen door, vat de tekst samen in 2 zinnen.

  • Schuif een laatste keer door, vat de tekst samen in 1 zin.



timer
2:00

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Verschillende samenvattingen
Je kunt verschillende vormen van samenvatten gebruiken:

-  Samenvatting in de structuur van het boek
- Kolommenschema
- Mindmap

Welke manier je ook gebruikt, zorg er altijd voor dat je minder tekst op schrijft dan in het boek staat.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Mindmappen
Een mindmap is een ander woord voor een woordweb.
Je begint met het onderwerp en bedenkt daar deelonderwerpen bij. Bij elk deelonderwerp kun je weer extra informatie krijgen.

Mindmappen kan je helpen om overzicht te creeëren.

Slide 32 - Slide

Gebruik tekens!
Gebruik tekens in plaats van zinnen, bijvoorbeeld:

-->     Oorzaak/gevolg
=         Om een gelijkenis aan te geven
Gebruik getallen om stappen aan te geven.
Opsommingstekens voor lijstjes.


Slide 33 - Slide

Een samenvatting in zes stappen
1. Lees de tekst goed door
Je moet de tekst begrijpen, voor je het kunt samenvatten.


2. Kies de vorm van je samenvatting
Maak je een vragensamenvatting, een kolommenschema, mindmap, korte tekst.

Slide 34 - Slide

Een samenvatting in zes stappen
3. Verdeel de tekst in stukken
Kijk of de tekst is opgebouwd in verschillende stukken. Denk aan paragrafen, tussenkopjes, alinea's. Neem de titels en tussenkopjes over in je samenvatting. Vat de tekst vervolgens per stukje samen.

4. Haal de hoofdzaken er uit
Niet alle informatie is even belangrijk. Alleen de belangrijkste informatie komt in je samenvatting. Lees steeds een stukje van de tekst en schrijf de hoofdzaken hieruit kort op in je eigen woorden. De informatie die je niet nodig hebt om de tekst te begrijpen, laat je weg. 

Slide 35 - Slide

Een samenvatting in zes stappen
5. Schrijf de informatie kort op
Alle samenvattingen hebben één ding gemeen met elkaar: ze zijn korter dan de oorspronkelijke tekst. Als dat niet zo is, heeft het samenvatten weinig nut. Schrijf daarom korte zinnen, gebruik steekwoorden, afkortingen en symbolen waar dat kan en geef zo min mogelijk voorbeelden.
Als een vak veel moeilijke begrippen heeft, kun je deze beter als woordjes leren (bijv. Quizlet) en alleen de begrippen in je samenvatting gebruiken.

6. Controleer je samenvatting.
Ben je klaar? Lees je samenvatting dan nog eens goed door. Is je samenvatting logisch opgebouwd? Gebruik je geen (onnodige) bijzaken? Heb je geen informatie gemist? 

Slide 36 - Slide

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 37 - Slide

Het onderwerp van een tekst...
De hoofdgedachte van een tekst...
is waar de tekst over gaat.
is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken.

vind je in de titel en de inleiding.


vind je in de titel, de inleiding of het slot.

Slide 38 - Drag question

Het onderwerp 
- Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de gehele geschreven of gesproken tekst over gaat. 
- Het onderwerp vind je vaak in de titel en in de inleiding. Je leest of beluistert de tekst daarom verkennend. 
- Het onderwerp vind je door je af te vragen: waar gaat de hele tekst over? 

Slide 39 - Slide

De hoofdgedachte 
- De hoofdgedachte beschrijft in één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt verteld. 
- Het is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. Je leest of beluistert de tekst daarom globaal. 
- De hoofdgedachte vind je door je af te vragen: wat probeert de schrijver of spreker me duidelijk te maken?

-Je vindt de hoofdgedachte vaak in de titel, inleiding of het slot. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Wat is het tekstdoel van dit fragment?
A
Overtuigen
B
Amuseren
C
Informeren
D
Activeren

Slide 42 - Quiz

2

Slide 43 - Video

11:48
Wat is het tekstdoel van dit stukje van Arjen Lubach?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Beschouwen

Slide 44 - Quiz

11:48
Wat is de hoofdgedachte van dit stukje?

Slide 45 - Open question

Slide 46 - Slide

Opdracht: plaats tussenkopjes

Slide 47 - Slide

In bouwsteen 1 'Tekstsoorten' heb je drie manieren geleerd om met onbekende woorden om te gaan:
doorlezen of -luisteren;
gebruikmaken van de context;
herkennen van delen van het woord.

Slide 48 - Slide

Vul de ontbrekende woorden in 

Slide 49 - Slide

???
???
???
???
???
???

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide