“Hij keek weg toen ik zei dat we gingen beginnen. Hij deed niks verkeerd, maar ook niks mee. Hij was slim – dat wisten we. Of… dat dachten we. Want na een maand wist niemand dat meer zeker. Na een jaar dachten sommigen: misschien was hij niet zo slim als we dachten. En na een tijdje dacht ik: misschien weet hij het zelf ook niet meer.”