BS1: Organismen en hun omgeving

Thema 6:
Duurzaamheid & Ecologie

Basisstof 1: Organismen en hun omgeving 
Basisstof 2: Voedselrelaties en kringlopen
Basisstof 3: Samenleven 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Thema 6:
Duurzaamheid & Ecologie

Basisstof 1: Organismen en hun omgeving 
Basisstof 2: Voedselrelaties en kringlopen
Basisstof 3: Samenleven 

Slide 1 - Slide

Lesplan
  • Introductie thema
  • Leerdoelen basisstof 1
  • Uitleg basisstof 1
  • Aan de slag 
  • Opdracht bespreken
  • (Uitleg  basisstof 2)
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Schrijf 3 woorden/zinnen op waar je aan denkt over het onderwerp duurzaamheid

Slide 3 - Open question

Schrijf 3 woorden op waar je aan denkt over het onderwerp ecologie

Slide 4 - Open question

Wat is ecologie en duurzaamheid?
  • Ecologie = Wetenschap die zich richt op de wisselwerking tussen organismen en zijn milieu (omgeving). 
  • Duurzaamheid = dingen die gemaakt of verkregen zijn op een manier die het milieu en de natuur zo min mogelijk belast.  

Slide 5 - Slide

Leerdoelen basisstof 1
Aan het einde van de les kun je: 
  • De invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren 
  • De niveaus van de ecologie beschrijven 
  • In een ecosysteem de voedselrelaties aangeven 

Slide 6 - Slide

Milieu
  • Het milieu (leefomgeving) bepaald de leefomgeving van een organismen 
  •  Ecologie = relaties tussen organismen en hun milieu 
  • Biotische factor = levend invloed op de leefomgeving 
  • Abiotische factor = levenloze invloed op de leefomgeving
  • Abiotische EN biotische factoren hebben invloed op de leefomgeving van een organisme. 

Slide 7 - Slide

Biotische factoren
Abiotische factoren

Slide 8 - Drag question

Geef aan of een factor biotisch of abiotisch is.
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Abiotisch
Abiotisch
Abiotisch

Slide 9 - Drag question



  • Individu = 1 organisme
  • Populatie = individuen van dezelfde soort in hetzelfde gebied, die zich onderling voortplanten
  • Levensgemeenschap = Alle populaties in een bepaald gebied
  • Biotoop = alle abiotische factoren in een gebied
  • Ecosysteem = Gebied waar een levensgemeenschap en een biotoop een eenheid vormen
  • Biosfeer = Alle ecosystemen over de hele
  • Individu = 1 organisme
  • Populatie = individuen van dezelfde soort in hetzelfde gebied, die zich onderling voortplanten
  • Levensgemeenschap = Alle populaties in een bepaald gebied 
  • Biotoop = alle abiotische factoren in een gebied
  • Ecosysteem = Gebied waar een levensgemeenschap en een biotoop een eenheid vormen 
  • Biosfeer = Alle ecosystemen over de hele wereld samen
Niveaus van ecologie

Slide 10 - Slide

Niveaus van ecologie

Slide 11 - Slide

Wat is een ander woord voor milieu?
A
Weersomstandigheden
B
Abiotische en biotische factoren
C
Leefomgeving
D
Ecosysteem

Slide 12 - Quiz

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 4 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Levensgemeenschap
Populatie
ecosysteem
individu

Slide 13 - Drag question

Welk niveau van de ecologie wordt beschreven?
Op de Veluwe leven wilde zwijnen die zich onderling voortplanten. Samen vormen ze een
De populaties van de verschillende soorten op de Veluwe vormen een
De Veluwe is een voorbeeld van een
Een enkel organisme noem je een
levensgemeenschap
individu
populatie
ecosysteem

Slide 14 - Drag question

Biotoop
A
Leefomgeving van een organisme
B
Eén organisme
C
Alle populaties in een bepaald gebied
D
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 15 - Quiz

voedselketen
                                      Voedselketen

  • Voedselketen = Een rij (reeks) met diersoorten wat voedsel is voor elkaar.
  • Onderaan de voedselketen is het eerste organismen dat gegeten wordt 



Slide 16 - Slide

Voedselweb
In een voedselweb staan alle voedselrelaties in een ecosysteem (meerdere voedselketens)

Een voedselketen begint altijd met een plant.

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen een voedselweb en een voedselketen

Slide 18 - Open question

Biomassa
Piramide van biomassa
  • Deze piramide heeft altijd een piramidevorm
  • In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel kleiner (10% blijft over)
  • Biomassa = totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organisme (bv: koolhydraten)

Slide 19 - Slide

Wat is biomassa?
A
Alle planten in een ecosysteem
B
Het gewicht van een groep organismen in een ecosysteem
C
Alle biotische factoren in een ecosysteem
D
Het totale gewicht van alle organische stoffen in een organisme

Slide 20 - Quiz

Accumulatie
Persistente stof: wordt niet afgebroken

Accumulatie zorgt voor problemen in de hogere schakels in de voedselketen.

Slide 21 - Slide

Pesticiden en accumulatie

Slide 22 - Slide

Accumulatie is ...
A
.. het ophopen van gifstoffen in het milieu
B
.. het afbreken van gifstoffen door het milieu
C
.. het afbreken van gifstoffen door een ziekteverwekker
D
.. het ophopen van gifstoffen in organismen

Slide 23 - Quiz

Bij welk niveau is de accumulatie het grootste probleem?
A
producent
B
consument 1ste orde
C
consument 2de orde
D
consument 3de orde

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
  • Wat? Maak opdracht 1 t/m 9 van basisstof 1
  • Hoe? Zelfstandig 
  • Hulp? Steek je vinger op
  • Tijd? 15 minuten (waarvan 5 in stilte)
  • Klaar? Lees basisstof 2 door en maak de eerste 3 opdr. 
timer
5:00

Slide 25 - Slide

Producenten
  • Producenten (planten)
  • Fotosynthese 
  • Koolstofdioxide 
  • Mineralen 

  • Consumenten (dieren)
  • Reducenten (bacteriën en schimmels)

Slide 26 - Slide

Voedselketen wordt voedselkringloop
Producent
consument
consument
consument
Reducent
mineralen

Slide 27 - Slide

Consument
Producent
afvaleters
Mineralen
Reducent

Slide 28 - Slide

Kringloop
De producenten, consumenten, afvaleters en reducenten vormen een kringloop van stoffen. 


Slide 29 - Slide

Kringloop van water

Slide 30 - Slide

Kringloop van koolstofdioxide

Slide 31 - Slide

Wel en niet afbreekbaar
Reducenten eten alleen stoffen die biologisch afbreekbaar zijn.
Afbreekbaar
Niet- afbreekbaar

Slide 32 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 33 - Mind map