8e les - HV1B - 22 september - numbers, pronouns

Welcome HV1B!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome HV1B!

Slide 1 - Slide

What do you need to know at the end of chapter 1?

Slide 2 - Mind map

Homework
Vocabulary
Theme words, A, C & F (hol-en en en-hol)
Overhoor je klasgenoot naast je mondeling met 6 woorden van elke lijst. Beide kanten op
Als je klasgenoot een woord niet weet, schrijf je dat woord op. Na een tijdje overhoor je het woord opnieuw.
2 minutes per student
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Answers exercise 15: A= B= C= D= E= F=

Slide 4 - Open question

1 one
2 two
3 three
4 four
5 five
6 six
7 seven
8 eight
9 nine
10 ten
11 eleven

12 twelve
13 thirteen
14 
fourteen 
15 fifteen
16 sixteen
17 seventeen
18 eighteen
19 nineteen
20 twenty


22 twenty-two
33 thirty-three
44 forty-four 
55 fifty-five
66 sixty-six 
77 seventy-seven
88 eighty-eight
99 ninety-nine
100 one hundred
1000 one thousand

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Bingo
horizontally /vertically/diagonally
Each number is repeated twice in English

Slide 6 - Slide

Translate:
vier
A
for
B
four
C
vour
D
fore

Slide 7 - Quiz

acht
A
ait
B
eigt
C
eight
D
eet

Slide 8 - Quiz

negentien
A
nineteen
B
ninteen
C
neintien
D
neinteen

Slide 9 - Quiz

vierenveertig (44)
A
fortie-for
B
fortie-four
C
forty four
D
forty-four

Slide 10 - Quiz

vijfenviftig
A
fifty-five
B
fifty five
C
fivty five
D
fivty-fife

Slide 11 - Quiz

honderd (100)
A
one-hundred
B
one hondred
C
one hundred

Slide 12 - Quiz

acht

Slide 13 - Open question

vijftien

Slide 14 - Open question

1000

Slide 15 - Open question

Zesentwintig

Slide 16 - Open question

Dus let op:
 Schrijfwijze
four - fourteen - forty

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Object/subject pronouns 
Een object pronoun is een persoonlijk voornaamwoord.
Een subject pronoun is dat ook.

Maar wat is dan nu het verschil?

Slide 19 - Slide

Subject pronoun
Een subject pronoun is het onderwerp van de zin.
Deze staat vaak nog voor het werkwoord, vooraan in de zin.
 
Ze zijn als volgt:
I, you, he/she/it, we, you, they

Slide 20 - Slide

Object pronoun
Staat na het hoofdwerkwoord, meestal aan het einde van de zin.
Stel jezelf de vraag: wie doet wat? 
Makkelijk! Als er een voorzetsel in de zin staat (to of with) staat de object pronoun hierachter!

Ze zijn als volgt:
Me, you, him/her/it, us, you, them

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

timer
10:00
Homework do 23 sept - 2e uur
Study words 'theme words', A, C,  F & stone 1 (page 76) hol - en & en-hol (herhalen)
Grammar: aant. personal pronouns, to be & to have
Study: the numbers on page 42 (herhalen)
Do: exercises 18, 19, 20, 21 & 22 (p. 44 - 47)

Slide 24 - Slide