WP TR3 - Workshop 4 Mechanische Principes voor Waterpolo

KNZB - Opleiding trainer 3..

Bijeenkomst 4 online
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

KNZB - Opleiding trainer 3..

Bijeenkomst 4 online

Slide 1 - Slide

Programma 

a) Bepreken opdrachten WS3 -> WS4
b) 20 min Sven: MECHANISCHE PRINCIPES

c) 40 min Paul:
JAARPLAN FYSIEK 
  o Supercompensatie
  o VO2 Max


d) 20 min Paul:
 JAARPLAN: GROEPSDYNAMICA



e) 40 min: 
 Paul TACTIEK / TECHNIEK
  o Verdedigen tegenaanval
  o Tegenaanval

Slide 2 - Slide

Mechanische principes
“De wetten van de zwemsport” toegepast in het waterpolo

Slide 3 - Slide

Mechanische principes
Drijven en zinken
Weerstand
Stuwing

Slide 4 - Slide

Drijven en zinken
  • Soortelijke massa= massa : volume
  • Massa meten we in kilogram
  • Volume in kubieke meter = m³ of liter
  • Soortelijke massa van zuiver water van 4 graden = 1
  • Soortelijke massa mens: 0,97 ingeademd, 1,03 uitgeademd

Slide 5 - Slide

Drijven, zweven, zinken

Slide 6 - Slide

Man vs vrouw

Slide 7 - Slide

Wie drijft makkelijker?
A
Een man
B
Een vrouw

Slide 8 - Quiz

Man vs vrouw

Slide 9 - Slide

Zwaartekracht en opwaartse kracht

Slide 10 - Slide

Newton: zwaartekracht Fz
Alles wat massa heeft kent zwaartekracht

Planeten hebben een veel grotere 
aantrekkingskracht. Vandaar dat alles naar
de aarde toe valt
Wet van Newton: F=M*G Zwaartekracht = Massa x Versnelling (9,81 m/s)

Slide 11 - Slide

Wet van Archimedes
Een voorwerp geheel of gedeeltelijk 
ondergedompeld in een vloeistof ondervindt
een opwaartse kracht (Fo) gelijk aan het gewicht 
van de verplaatste vloeistof

Slide 12 - Slide

Een voorwerp zakt net zo ver onder water tot het zwaartepunt (Fz) en het opwaartse drukpunt (Fo) in balans zijn
Een mens liggend in het water:
 Fz ligt onderkant rug (2de Heiligbeenwervel)
 Fo ligt ergens boven de navel aan de buikzijde

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Welke uitspraak klopt in de situatie op de vorige afbeelding?
A
De keeper heeft meer profijt van Fo dan de schutter
B
De schutter heeft meer profijt van Fo dan de keeper
C
Bij de keeper is Fo ongeveer even groot als Fz

Slide 15 - Quiz

Weerstand
  • Wrijvingsweerstand ontstaat doordat verschillende lagen water over elkaar heen bewegen.
  • De totale laag water die een zwemmer meeneemt wordt grenslaag genoemd
  • Bij een zwemsnelheid van 2m per sec is de wrijvingsweerstand 3%

  • Waterpolo relevant?

Slide 16 - Slide

Vormweerstand
Vorm en ligging bepalen de grootte van de vormweerstand.
Bij een zwemsnelheid van twee meter per seconde is deze vormweerstand 40% van de totale weerstand

Slide 17 - Slide

Golfweerstand
Een golf ontstaat bij het zwemmen aan de voorkant op de scheiding tussen water en lucht.

Bij 2 meter per seconde bedraagt de golfweerstand 57% van de totale weerstand

Slide 18 - Slide

Stuwing
3e wet van Newton: Actie = -Reactie

Stuwkracht: grootte van het stuwvlak en vooral de plaatsing tov het water. (hoge elleboog)
Arm voor de schouder insteken. (Daar past echt nog een bal tussen)

Slide 19 - Slide

Bij welke WP-technieken werken de mechanische principes tegen ons?

Slide 20 - Open question

Bij welke WP technieken helpen de Mechanische principes ons juist?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Aansturen sportkader


Voorwaarden, toepassing en oefening
KNZB – Niveau 3 Aansturen Kader

Slide 23 - Slide

PvB 3.4

1. Doelstelling  

Deze PVB heeft betrekking op kerntaak 3.4, het aansturen van sportkader. Met deze PVB toon je aan dat je:
• assisterend sportkader kunt informeren;
• assisterend sportkader opdrachten kunt geven;
• assisterend kader kunt begeleiden.

Slide 24 - Slide

PvB 3.4
Bestaat uit drie deelopdrachten.

Voorbespreking
Aanwijzingen kader
Feedback

Slide 25 - Slide

Wat is aansturen van kader?

Als praktijkbegeleider help je trainers-in-opleiding om te leren in de praktijk.
Je creëert een positief leerklimaat.
Je begeleidt het leerproces, niet alleen de uitvoering.
Je bent coach, klankbord en rolmodel.

Slide 26 - Slide

Doelen van de praktijkbegeleider
De deelnemer veilig en doelgericht laten leren.
Ruimte bieden voor groei en eigen verantwoordelijkheid.
Feedback geven en reflectie stimuleren.
Afstemmen op het niveau van zelfsturing van de deelnemer.

💡 Van begeleiden naar loslaten – afhankelijk van de ontwikkeling van de cursist.

Slide 27 - Slide

Fasen van begeleiding
Geleid leren – jij doet voor, deelnemer kijkt mee.
Begeleid leren – deelnemer voert uit met jouw feedback.
Zelfstandig leren – deelnemer neemt initiatief, jij reflecteert mee.
🌀 Begeleiden is een continu proces: oriëntatie → uitvoering → terugblik.

Slide 28 - Slide

Coachend begeleiden in de praktijk
Stimuleer zelfstandigheid, bewustzijn en verantwoordelijkheid.
Stel vragen in plaats van antwoorden te geven.
Richt je op de ontwikkeling van zelfsturing.
Gebruik het STARR-model bij reflectie.

📋 Situatie – Taak – Actie – Resultaat – Reflectie

Slide 29 - Slide

Waarom feedback?
- Feedback is essentieel voor leren en motivatie.
- Helpt deelnemers gedrag te begrijpen en te verbeteren.
- Werkt alleen als er vertrouwen en openheid is.

💬 Wanneer kreeg jij feedback die echt hielp?

Slide 30 - Slide

Wat is betekenisvolle feedback?
- Richt zich op gedrag, niet op de persoon.
- Gebaseerd op waarneming, niet op oordeel.
- Specifiek en concreet.
- Actueel en bruikbaar: geeft richting voor verbetering.

Slide 31 - Slide

Voorwaarden voor betekenisvolle feedback
1. Concreet gedrag benoemen.
2. Geen oordeel, maar observatie.
3. Specifiek en opbouwend.
4. Bruikbaar voor verbetering.
5. Ruimte voor reactie.
6. Leidt tot actie.

Slide 32 - Slide

Opdracht 1 – Analyseer feedback
In drietallen:
1. Deel een voorbeeld van feedback. (gekregen of gegeven)
2. Voldeed die aan de voorwaarden?
3. Waarom wel/niet?


4 minuten

Slide 33 - Slide

De ik-ik-jij-methode
1. IK + waarneming: ‘Ik zag dat je tijdens de uitleg veel rondliep.’
2. IK + gevoel: ‘Ik kreeg het gevoel dat spelers daardoor afgeleid raakten.’
3. JIJ + wens: ‘Ik zou willen dat je volgende keer even stilstaat.’

Slide 34 - Slide

Feedback = dialoog
- Feedback is een gesprek, geen monoloog.
- Gebruik LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen.
- Toon waardering en vraag naar eigen inzicht.
Gebruik reflectievragen om de ander zelf tot inzicht te laten komen.

.

Slide 35 - Slide

Reflectievragen
Voorbeelden van reflectievragen:

“Wat ging er volgens jou goed in deze training?”
“Wat zou je de volgende keer anders doen?”
“Wat heb je geleerd van deze situatie?”

Slide 36 - Slide

Valkuilen bij feedback
- Te algemeen (‘goed gedaan!’).
- Te laat gegeven.
- Oordeel in plaats van observatie.
- Geen ruimte voor reactie.

Slide 37 - Slide

Opdracht 2 – Oefen de ik-ik-jij-methode
- Situatie: De deelnemer lette onvoldoende op veiligheid.
- In drietallen:
A = begeleider, B = deelnemer, C = observant
- Geef feedback met de ik-ik-jij-methode.
- Wissel van rol.

5 minuten

Slide 38 - Slide

Wat werkte goed? 
Wat voelde ongemakkelijk? 
Wat neem je mee?

Slide 39 - Slide

Feedbackcultuur in je team
- Creëer veiligheid: fouten mogen.
- Geef zelf het goede voorbeeld.
- Vraag ook zelf feedback.

Slide 40 - Slide

Afronding
- Feedback = leren, niet afrekenen.
- Betekenisvolle feedback is concreet, respectvol en bruikbaar.
- Maak feedback een vast onderdeel van trainen.

Slide 41 - Slide

meer in de reader

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide