Bezittelijke voornaamwoorden

1 / 52
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bezittelijke 
voornaamwoorden
(ein-groep)

Slide 2 - Slide

Lesdoel
- leer de bezt. vnw. (kennen).
- weet wat ze betekenen.
- weet wanneer er wel/ geen -e achter komt

Slide 3 - Slide

ein- groep

ein/eine = een
kein/ keine = geen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

ein- groep

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
kein Mann
eine Frau
keine Frau
ein Kind
kein Kind
keine Menschen

Slide 6 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)
mijn  = mein 
jouw = dein 
zijn = sein
 haar = ihr 
 ons = unser**
jullie = euer**
hun = ihr
uw = Ihr *

Slide 7 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)



*u- vorm = altijd hoofdletter
**Vaak wordt de e in unser en euer weggelaten zodra het woord verlengd wordt.



** altijd met hoofdletter

Slide 8 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)
mein Haus
   dein Vater
   seine Mutter
ihre Schwester
unsre**/unsere Wohnungen
eure**/euere Katze
ihre Tante
   Ihr* Mann

Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.
Om te weten of er: 
wel/geen 
-e 
achter het bezittelijke voornaamwoord komt moet je het
geslacht van het zelfstandige naamwoord erachter weten. 

Slide 11 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
die = meervoud

Weet je het nog? Uit hoofdstuk 3, Seite 98 in Boek A

Slide 12 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 13 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 14 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 15 - Slide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 16 - Slide

Dus:
Stap 1 : 
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord
Stap 2: 
Welk geslacht heeft het zelfstandige naamwoord dat achter het invulveld staat? (der, die of das?)
Stap 3: 
Bepaal of er wel of geen -e aan het bezit. vnw. geplakt moet worden.

Slide 17 - Slide

Stap 1 =  vertalen

ein- groep:
een = ein
geen = kein


mijn  = mein 
jouw = dein 
zijn = sein
 haar = ihr 
 ons = unser**
jullie = euer**
hun = ihr
uw = Ihr *

Slide 18 - Slide

Stap 2 = Zelfstandig voornaamwoord geslacht bepalen
der Mann, Teller, Durst, Hunger, Kaffee, Löffel, Pfeffer, Reis, Orangensaft, Zucker, Kuchen, Tee, Nachtisch, Salat, Fisch = mannelijk
die Frau, Cola, Flasche, Tasse, Speisekarte, Rechnung, Soße, Sahne, Suppe, Gabel, Karotte, Gitarre, Stadt, Geige = vrouwelijk
das Kind, Abendessen, Besteck, Brot, Essen, Glas, Eis, Messer, Mittagessen, Frühstück, Restaurant, Schnitzel, Wasser, Salz, Obst, Gemüse, Fleisch, Schlagzeug, Hobby, Klavier = onzijdig
Menschen, Kartoffeln, Nudeln, Pommes, Ferien = meervoud

Slide 19 - Slide

Stap 3 = wel of geen -e achter het bezittelijk voornaamwoord plakken
die (vrouwelijk en meervoud eindigen op een -e daarom ook een -e uitgang bij de woorden van de ein-groep (onderwerp) .
der = mannelijk 
die = vrouwelijk
das = onzijdig
die = meervoud
X
-e
X
-e

Slide 20 - Slide

oefenen

Slide 21 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 22 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 23 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: ihr
A
haar
B
zijn
C
ons
D
haar / hun

Slide 24 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 25 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 26 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 27 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 28 - Quiz

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
A
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie/Sie
B
mein(e), dein(e), sein(e), unsere(e), eure/euer, ihr(e), Ihr(e)
C
mich, dich, ihn, sie, uns, euch, sie/Sie
D
der, die, das, die

Slide 29 - Quiz

Een voorbeeld van een Duits bezittelijk voornaamwoord is:
A
von
B
du
C
als
D
sein

Slide 30 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden.
Wat bepaalt ook alweer de 'uitgang' van een bezittelijk voornaamwoord?
A
Wat mooier klinkt.
B
Het geslacht van het onderwerp van de zin.
C
Het geslacht van het woord waarop het bezittelijk vnmw betrekking heeft?
D
Geen idee.

Slide 31 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -E?
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 32 - Quiz

Wat is de betekenis van een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft een meewerkend voorwerp aan
B
geeft een bezit aan
C
geeft een lijdend voorwerp aan

Slide 33 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de:
A
EIN-GROEP
B
DER-GROEP

Slide 34 - Quiz

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
A
der, dem, das, ....
B
du, er, wir, ihr, sie, ...
C
ihr, euer, Ihr, ...
D
dir, mir, ihn, ihm, ....

Slide 35 - Quiz

Bij welk fragment gaat het om een bezittelijk voornaamwoord?
A
mit dir
B
die Kirche
C
unser Haus
D
er arbeitet

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Link

oefenen 2

Slide 38 - Slide

1.)
Ich suche ? Katze.
A
mein
B
meine

Slide 39 - Quiz

2.)
? Haus ist groß und dort ist genug Platz für alle.
A
unser
B
unsere

Slide 40 - Quiz

3.)
? Mutter spielt mit ? Bruder.
A
mein, mein
B
meine, meine
C
meine, mein
D
mein, meine

Slide 41 - Quiz

4.)
Ist das ? Uhr? Ja, dass ist ? Uhr.
A
euere, ihre
B
euer, ihr
C
euere, ihr
D
euer, ihre

Slide 42 - Quiz

5.)
Wer hat ? Auto gesehen?
A
dein
B
deine

Slide 43 - Quiz

6.)
? Eltern spielen mit ? Katze.
A
seine, mein
B
sein, mein
C
sein, meine
D
seine, meine

Slide 44 - Quiz

7.)
? Auto hat die gleiche Farbe wie ? Fahrrad.
A
Ihre, deine
B
Ihr, dein
C
Ihre, dein
D
Ihr, deine

Slide 45 - Quiz

8.)
Du gibst ? Sohn einen Kuss.
A
unser
B
unsere

Slide 46 - Quiz

oefenen 3

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 49 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 50 - Open question


Nog iets anders, namelijk...

Slide 51 - Open question


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll