Nabespreken toets V5

Wat hebben jullie gedaan in de vakantie?
1 / 21
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat hebben jullie gedaan in de vakantie?

Slide 1 - Open question

This item has no instructions

Lessen deze week
Nu: Bespreken toets
Vanmiddag: Basisstof 1
Vrijdag: Practicum microscopie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat vond jij van de toets?
Goed te doen
oke
moeilijk
Te weinig tijd

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

Hoe beantwoord je een open vraag?

Waar let je op in de vraag zelf?
Hoe formuleer je een antwoord?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waar let je op in een vraag?
  • Is er een tekst of figuur bij de vraag
  • Worden er specifieke begrippen genoemd

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vraag 8
Heeft vangst P naar alle waarschijnlijkheid voor of na de eutrofiëring plaats gevonden? Leg je antwoord uit

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er in de grafiek?

Slide 7 - Slide

Wat staat er op de assen? Is dat absoluut of relatief? In dit geval gaat het om het aantal kg/vangst, dus niet het aantal vissen per vangst. 
Punt P geeft aan dat er in één vangst een bepaalde hoeveelheid brasem is gevangen en een bepaalde hoeveelheid blankvoorn, pos, baars en spiering. 
Wat is de kern voor deze vraag?
In het meer leven onder andere brasems, die zich voeden door met geopende bek rond te zwemmen. Daarbij worden verschillende prooien naar binnen gezogen. Brasems kunnen een prooi vangen zonder deze te zien. Blankvoorn, spiering, baars en pos zien hun prooi wél: ze kiezen een opvallend exemplaar uit en happen dit op. De snoekbaars jaagt op alle genoemde vissen. Hij heeft de meest gevoelige ogen en kan zijn prooi ook ’s nachts en in troebel water vinden.
De invloed van de eutrofiëring op de samenstelling en dichtheid van de vissengemeenschap in het meer is vastgesteld aan de hand van de visvangsten gedurende een aantal jaren. De massa’s van de verschillende soorten vis per vangst worden vergeleken.

Slide 8 - Slide

De manier van jagen van de vissen moet uit de tekst gehaald worden. In een eerder stukje tekst stond ook dat eutrofiëring er voor zorgt dat het water troebel wordt. 
Wat benoem je in het antwoord?

Welke gegevens uit de tekst en figuur zijn belangrijk?
Hoe kom je tot een conclusie?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ervoor, er zijn nog veel andere vissen. Bij eutrofiëring zou de populatie zijn uitgedund.

Slide 10 - Open question

Door aan te kunnen geven waarom een bepaald antwoord fout is, begrijp je ook beter welk antwoord wel goed is!
Na de eutrofiëring, want de vangst is overduidelijk minder dan eerst.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Heeft vangst P naar alle waarschijnlijkheid voor of na de eutrofiëring plaatsgevonden? Leg je antwoord uit

- Er is relatief veel blankvoorn, pos, baars en spiering gevangen
- Deze vissen gebruiken hun zicht om een prooi te vangen
- Er is dus helder water
- Vangst P is daarom (waarschijnlijk) voor de eutrofiëring geweest

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie en translatie
3’-CTATGTACTGCGATCCGCATTACCGATCGACTGATCGATC-5’

Slide 13 - Slide

Tip: zet op je blad streepjes in de DNA code, dan maak je minder vertaalfouten. 
Lees de vraag goed!

Geef de sequentie van het mRNA (geef 3’ en en 5’ aan) en geef de aminozuurketen van het eiwit dat gevormd kan worden. (er is geen sprake van splicing)

Slide 14 - Slide

Voor alleen het mRNA krijg je maximaal 1 van de 2 punten
Vraag 16




Wat doet ZEB2?
Welke celtypen zijn hier belangrijk?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

Dit is misschien een lange tekst, maar lees deze toch wel goed. Alle onderdelen van het goede antwoord staan er namelijk in. Uiteindelijk kost het lezen en hier over nadenken je minder tijd op de toets dan het zelf proberen te bedenken en in Binas te zoeken (dit staat namelijk niet in Binas). 
Wat is het antwoord?
Wat doet ZEB2?
Welke celtypen zijn belangrijk?
Wat is het effect van een latere expressie van ZEB2?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Tijdens de embryonale ontwikkeling delen de totipotente stamcellen steeds meer. Wanneer het later tot expressie komt zijn er meer stamcellen bij die zich kunnen delen, deze gaan van pluripotente stamcellen naar multipotente stamcellen.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Als er stamceldifferentiatie optreed terwijl het gen afwezig is, worden er dus geen neuronvoorlopercellen tot op een later stadium zijn tijdens het pluripotente stadium, als het gen hier wordt ingevoegd zorgt het voor een groter aantal neuronen.

Slide 19 - Slide

Zorg ervoor dat je een antwoord geeft dat wij kunnen begrijpen. Het maakt niet uit of er een spelfout o.i.d. in zit, zolang maar duidelijk is wat je bedoelt. 
Belangrijke info
Vrijdag 21 mei: microscopie in B305
Dinsdag 8 juni: schoolexamen PO
Donderdag 17 en vrijdag 18 juni: biologiemarathon


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Bekijk het filmpje (zie planner)
Maak opdracht 1, 2, 3, 7 en 8

Slide 21 - Slide

This item has no instructions