Noem een verschil tussen een piramide en een prisma.
Piramide
Basis: een veelhoek (bijvoorbeeld een driehoek, vierkant of vijfhoek).
Zijkanten: driehoeken die samenkomen in één punt (de top).
Aantal vlakken: altijd evenveel zijvlakken als de basis zijden heeft, plus de basis zelf.
Voorbeeld: een vierkante piramide heeft een vierkante basis en 4 driehoekige zijvlakken → in totaal 5 vlakken.
Eigenschap: loopt toe naar één top boven de basis.
Prisma
Basis: twee gelijke en evenwijdige veelhoeken (boven en onder).
Zijkanten: rechthoeken (of parallellogrammen) die de overeenkomstige zijden van de basissen verbinden.
Aantal vlakken: altijd 2 basissen + evenveel zijvlakken als de basis zijden heeft.
Voorbeeld: een driehoekig prisma heeft 2 driehoeken als basis en 3 rechthoeken → in totaal 5 vlakken.
Eigenschap: de vorm is overal even breed — geen top.