Herhalingsles naamvallen en rangtelwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Rangtelwoorden

0 - null

1- eins

2- zwei

3- drei

4- vier

5- fünf

6- sechs

7- sieben

8- acht

9- neun

10- zehn

11- elf 

12- zwölf

21 - einundzwanzig

22 - zweiundzwanzig

23 - dreizundzwanzig

24 - vierundzwanzig

25 - fünfundzwanzig

26 - sechsundzwanzig

27 - siebenundzwanzig

28 - achtundzwanzig

29 - neunundzwanzig

13- dreizehn

14- vierzehn

15- fünfzehn

16- sechzehn

17- siebzehn

18- achtzehn

19- neunzehn

20 zwanzig

30- dreißig

40- vierzig

50 fünfzig

60 sechzig

70- siebzig

80- achtzig

90 - neunzig

100 - hundert

Seite76

Noteer in je schrift en check bij degene naast je

Wat valt er onder het gezegde van een zin?

Welke vraag kan ik stellen om het onderwerp van een zin te vinden?

Kies het juiste antwoord

1. onderwerp = 4e nv lijdend voorwerp = 1e nv
2. onderwerp = 1e nv lijdend voorwerp = 4e nv

Welke vraag kan ik stellen om het lijdend voorwerp van een zin te vinden?

Het onderwerp kan ik vervangen door:

1. hij/zij
2. hem/haar

Het lijdend voorwerp kan ik vervangen door:

1. hij/zij
2. hem/haar

Hausaufgaben besprechen

Neem bladzijde 118 voor je in je boek