Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)

Betrekkelijke bijzin

Theme 3 Havo 3


Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Betrekkelijke bijzin

Theme 3 Havo 3


Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.

Slide 1 - Slide

Betrekkelijke bijzin

The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.
Extra info: de dief heeft een oude dame beroofd. 



Slide 2 - Slide

Extra info in deze zin?
Sam, who lives next door, is my friend.

Slide 3 - Open question

Betrekkelijke bijzin

Deze bijzinnen beginnen meestal met who, which of that.

NL: die of dat

Gebruik:

- who bij personen
- which bij dieren en dingen
- that bij personen, dieren en dingen
That is informeler dan who en which.

Slide 4 - Slide

Examples

The thief who robbed an old lady was sent to jail.

This is the car which was involved in an accident.

There goes the girl that looks like Alice.



Slide 5 - Slide

Who, which of that ontbreken

Soms moet de bijzin in de zin staan om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.

Dan laten we het woordje who, which of that ook weg uit de zin.


This is the suspect the police arrested in New York.

This is the suspect (who) the police arrested in New York.

Slide 6 - Slide

Bijzin tussen komma's

Indien een bijzin alleen extra informatie geeft, dan zetten we deze bijzin tussen komma's.

'that' mag je dan nooit gebruiken, alleen who en which.


Franklin, who is my nephew, is younger than I am.


Slide 7 - Slide

Bijzin met een voorzetsel

Je kunt who en which ook met een voorzetsel in een bijzin zetten.

Dan begint de bijzin met who/which en eindigt met een voorzetsel.


The village (which) I lived in has really changed.


Slide 8 - Slide

Formele bijzin

Het voorzetsel mag ook vooraan, dan wordt het formeler.
The village in which I lived has really changed.


Gebruik je dan who in de bijzin, dan verandert 'who' in 'whom'.


The owner to whom the police had talked, was afraid.

Slide 9 - Slide

Whose
Als laatste is er ook nog het woordje 'whose', dat bezit aangeeft.
Vertaling NE: van wie, wiens, waarvan.

The man whose car was stolen was on the news.
Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.

Slide 10 - Slide

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 11 - Quiz

This is Franky, .... sister went to school with me.
A
who
B
whom
C
which
D
whose

Slide 12 - Quiz

The girl, _____ is my friend, is 14 years old.

Slide 13 - Open question

Drawing is a hobby _____ takes up a lot of my time.

Slide 14 - Open question

The teacher, about _____ you've told me, is really friendly.

Slide 15 - Open question

Oefenen

Do exercises 12 on p12 of your AB.


Extra oefenen: slim stampen grammar 10.

Slide 16 - Slide

Finished?
Dan gaan we gezamenlijk nakijken in deze les.
Daarna maak je exercise 13 individueel.

Slide 17 - Slide

Wat ging goed ?

Slide 18 - Open question

Wat kan ik nog extra oefenen?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video