Oefenen met theorie

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Chartaal geld
Giraal geld

Slide 6 - Drag question

Wat zijn de drie geldfuncties?

Slide 7 - Open question

Van welke geldfunctie is sprake: "Bij een vergelijkend warenonderzoek let Jolanda vooral op de prijzen."

Slide 8 - Open question

Van welke geldfunctie is sprake: "Thomas legt geld opzij om volgend jaar een scooter te kunnen kopen."

Slide 9 - Open question

Welke geldfunctie hoort bij de foto?

Slide 10 - Open question

positief saldo
tegoed
in de plus staan
negatief saldo
rood staan
in de min staan

tekort
creditsaldo: 
debetsaldo: 

Slide 11 - Slide

Wat is een saldo
A
Een sprong op de trampoline
B
Het tekort op jouw bankrekening
C
Het bedrag op jouw bankrekening
D
De rente die je krijgt van jouw bank

Slide 12 - Quiz

Er is sprake van een debetsaldo als
A
je meer dan €0,- op je rekening hebt
B
als je per saldo toch te weinig geld hebt
C
je een negatief saldo hebt
D
als je roodstand hebt

Slide 13 - Quiz

7. Als je een positief saldo hebt, dan heb je een ___ saldo op je rekening.
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 14 - Quiz

Wat is spaarrente ?

Slide 15 - Open question

Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Spaarrekening
Spaardeposito
Vaste rente
Variabele rente
geld is vrij opneembaar
Geld staat vast
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 17 - Drag question

Benoem de 3 spaarmotieven:

Slide 18 - Open question

Het rentebedrag van een lening is
...................... dan het rentebedrag
op een spaarrekening.
A
hoger
B
lager
C
even hoog

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

De lening van een bedrijf voor een nieuwe machine is een consumptief krediet 
Als je iets koopt op afbetaling, ben je pas eigenaar als je alles hebt afbetaald. 
Je leent geld van je klasgenoot omdat je zin hebt in iets lekkers. Jouw leenmotief is dat je een
tijdelijk geldtekort hebt.

Juist
Juist
Juist
Onjuist
Onjuist
Onjuist

Slide 21 - Drag question

Een maandtermijn bestaat uit...?
A
Rente + aflossing
B
Aflossing
C
Rente
D
Aflossing - rente

Slide 22 - Quiz

-


-

- vast aantal termijnen
- vaste rente 
- lenen tot maximumbedrag
- variabele rente
- geld dat is afgelost, mag je opnieuw lenen 
- rood staan op je betaalrekening
- afhankelijk van je salaris 
- lening bij een winkel
- hoge kredietkosten
persoonlijke lening
doorlopend krediet
Salariskrediet
Koop op afbetaling

Slide 23 - Drag question

Noteer de 4 leenmotieven:

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Video

Eurozone
Gebruiken vreemde valuta

Slide 26 - Slide

Wat is de valuta?
A
De vlag van een land.
B
Het eten van een land.
C
De taal van een land.
D
Geldsoort van een land.

Slide 27 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Link