H 6.4 Temperatuur en moleculen B4 les 4

Leerdoelen  6.4 Temperatuur en moleculen
  1. Je kunt het gedrag van moleculen in verschillende fasen beschrijven.
  2. Je kunt de fasen benoemen waarin stoffen kunnen voorkomen.
  3. Je kunt met het gedrag van moleculen de fase-overgangen beschrijven.
  4. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie nodig is.
  5. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie vrijkomt.
  6. Je kunt het verband tussen temperatuur, tijd en energie beschrijven.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen  6.4 Temperatuur en moleculen
  1. Je kunt het gedrag van moleculen in verschillende fasen beschrijven.
  2. Je kunt de fasen benoemen waarin stoffen kunnen voorkomen.
  3. Je kunt met het gedrag van moleculen de fase-overgangen beschrijven.
  4. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie nodig is.
  5. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie vrijkomt.
  6. Je kunt het verband tussen temperatuur, tijd en energie beschrijven.

Slide 1 - Slide

Fasen
De fasen van stoffen:
  • Vaste stof
  • Vloeistof
  • Gas

Slide 2 - Slide

Fasen

Slide 3 - Slide

Faseovergangen

Slide 4 - Slide

Moleculen in een vaste stof
  • IJs is een vaste stof. IJs bestaat uit watermoleculen.
  • In ijs hebben alle moleculen een eigen, vaste plaats (figuur 1). 
  • De moleculen bewegen op die vaste plaats heel snel heen en weer. 
  • De afstand tussen de moleculen is klein. 
  • De aantrekkingskracht tussen de moleculen is groot: de moleculen trekken elkaar stevig aan.
  • Als je het ijs verwarmt, gaat de temperatuur van het ijs omhoog.
  • De moleculen gaan heviger heen en weer bewegen. 
  • De afstand tussen de moleculen wordt dan groter. 
  • Hierdoor neemt de aantrekkingskracht tussen de moleculen af.
  • De stof smelt dan en wordt vloeibaar.

Slide 5 - Slide

Moleculen in een vloeistof
  • De moleculen in een vloeistof bewegen langs en door elkaar heen (figuur 2).
  • Ze hebben geen vaste plaats meer. 
  • De aantrekkingskracht tussen de moleculen is kleiner dan bij een vaste stof. 
  • Toch is die kracht nog wel groot genoeg om de moleculen bij elkaar te houden.
  • De snelheid van sommige moleculen is zo groot dat ze uit de vloeistof kunnen ontsnappen.    
  • Hierdoor verdampt de vloeistof langzaam. 
  • Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de snelheid van de
  • moleculen en des te gemakkelijker ze uit de vloeistof zullen ontsnappen.

Slide 6 - Slide

Moleculen in een gas
  • De moleculen van een gas bewegen los van elkaar door de ruimte waar het gas in zit (fig 3). 
  • De afstand tussen de moleculen is erg groot en de aantrekkingskracht is erg klein. 
  • De moleculen kunnen grote afstanden afleggen.

Slide 7 - Slide

Faseovergangen
Rode pijl: 
voor deze faseovergang is enegie nodig (er moet warmte bij)
Blauwe pijl: Dit gaat vanzelf (energie komt vrij)

Slide 8 - Slide

Energie tijd diagram

  • Wanneer je water verwarmt voeg je er energie aan toe.
  • Een waterkoker levert altijd dezelfde hoeveelheid energie. 

Slide 9 - Slide

Energie tijd diagram

  • Wanneer je water verwarmt voeg je er energie aan toe.
  • Een waterkoker levert altijd dezelfde hoeveelheid energie. 
  • Wanneer er meer water in zit wordt het water minder snel warm. 

Slide 10 - Slide

Samenvatting: 1
Elke stof kan voorkomen in drie verschillende fasen: vast, vloeibaar en gas.

• De moleculen in een vaste stof hebben een eigen, vaste plaats. Ze bewegen op die vaste plaats heel snel heen en weer. De aantrekkingskracht tussen de moleculen is groot.
• De moleculen in een vloeistof bewegen langs en door elkaar heen. Ze hebben geen vaste plaats meer, maar de aantrekkingskracht tussen de moleculen is nog wel groot genoeg om ze bij elkaar te houden.
• De moleculen van een gas bewegen los van elkaar door de ruimte waar het gas in zit. De onderlinge aantrekkingskracht tussen de moleculen is erg klein en de moleculen kunnen grote afstanden afleggen.

Slide 11 - Slide

Samenvatting: 2
Smelten, verdampen, condenseren en stollen zijn fase-overgangen.
Om een stof te smelten of te verdampen is energie nodig.
Als een stof condenseert of stolt, komt er energie vrij.

Een kleine hoeveelheid water warmt sneller op dan een grote hoeveelheid water als de toegevoerde energie gelijk is.



Slide 12 - Slide

Aan de slag!

Maak van paragraaf 6.4
opdracht: 1 t/m 13
Blz. 170-177
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het gedrag van moleculen in verschillende fasen beschrijven.
  2. Je kunt de fasen benoemen waarin stoffen kunnen voorkomen.
  3. Je kunt met het gedrag van moleculen de fase-overgangen beschrijven.
  4. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie nodig is.
  5. Je kunt de fase-overgangen benoemen waarbij energie vrijkomt.
  6. Je kunt het verband tussen temperatuur, tijd en energie beschrijven.

Slide 14 - Slide