P3 Grammatica woordsoorten havo 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lesplanning 1F

- Vrij Lezen 

- Herhalen woordsoorten 

- Oefenblad maken (mag samen)

- Inloggen online methode 

- Afsluiten les 

Lesdoelen

Na deze les:

Ken je de volgende woordsoorten:

lidwoord 

werkwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord 

Taalkundig ontleden 

• De woorden van een zin kan je indelen in woordsoorten. 
  

• Het benoemen van die woorden heet taalkundig ontleden. 
  

Lidwoord LW

• De, het of een

• Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. 
  
• de fiets, het huis, de hond, een dier
  

Zelfstandig naamwoord ZN

• Dit is een woord voor een mens, dier, ding, plant of gevoel.
• kat, huis, hond, liefde, verdriet, cactus
• Heeft meestal een enkelvoud en meervoud: kat/katten.
• Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: koekje, bakje, boekje.  
• Je kunt er de, het of een voorzetten. 

Bijvoeglijk naamwoord BN

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Staat meestal vóór en soms achter een zelfstandig naamwoord.

Werkwoorden WW

• Eén van de woordsoorten is het werkwoord. 
• In een zin staat altijd in ieder geval één werkwoord.
• Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet. 
• Kijken, lachen, fietsen, plassen

Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
'Het kind kwam op de fiets.'

Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
'De hond ging naar de dierenarts.'

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit water drinken bij de iPad in de buurt.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Werkwoord (ww)
3. Lidwoord (lw)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Lidwoord (lw)
3. Werkwoord (ww)

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. Werkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Lidwoord (lw)

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. Werkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Lidwoord (lw)

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
'Ons nieuwe huis is mooi en groot.'

Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

1. Werkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Lidwoord (lw)

Kies de juiste woordsoort.

De bakker heeft verschillende broden gebakken.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Lidwoord (lw)
3. Werkwoord (ww)

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
'De jongens kochten allemaal één ijsje.'

Hoeveel zelfstandige naamwoorden (zn) staan er in de onderstaande zin?
'In de herfst gaan wij altijd naar Griekenland.'

Oefenen! 

Maak het oefenblad dat je van je docent hebt gekregen. 

Klaar? 

- Kijk het huiswerk na met de nakijkbladen

- Lees uit je boek 

Ik ken de woordsoorten

1. goed
2. voldoende
3. kan beter
4. nog niet zo goed

Wat ga ik doen om de woordsoorten beter te begrijpen?

1. In de les om meer uitleg vragen
2. Flex Nederlands bezoeken
3. Niks, ik ken alles al goed
4. Meer oefeningen maken