Tekstverbanden en signaalwoorden

Weekplanning
Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden
Spelling: vervoegen van Engelse woorden
Formuleren: variatie in woordgebruik
Vandaag

Les 2, week 37

Les 3, week 37
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Weekplanning
Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden
Spelling: vervoegen van Engelse woorden
Formuleren: variatie in woordgebruik
Vandaag

Les 2, week 37

Les 3, week 37

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden
  2. Huiswerk

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 28 tot en met 29

Waarover?
Voorzetselvoorwerp (vv)

Welke opdracht?
1 tot en met 3

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

  • 1 De meeste kleine kinderen / luisteren / graag / naar traditionele sprookjes.
pv = luisteren
ow = De meeste kleine kinderen
wg = luisteren
vv = naar traditionele sprookjes
  • 2 Op de Olympische Spelen / twijfelde / Bolt / nooit / aan zijn winst op de 100 meter.
pv = twijfelde
ow = Bolt
wg = twijfelde
vv = aan zijn winst op de 100 meter
  • 3 De agent / heeft / zich / behoorlijk / geërgerd / aan de grote mond van de arrestant.
pv = heeft
ow = De agent
wg = heeft zich geërgerd
vv = aan de grote mond van de arrestant





Opdracht 1

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

  • 4 Wie van jullie / keek / het meeste / uit / naar de eerste schooldag?
pv = keek
ow = Wie van jullie
wg = keek uit
vv = naar de eerste schooldag
  • 5 In de polder / waarschuwen / verkeersborden / voor overstekende otters.
pv = waarschuwen
ow = verkeersborden
wg = waarschuwen
vv = voor overstekende otters
  • 6 Meestal / zullen / leerlingen / uitgaan / van de eerlijkheid van de docent.
pv = zullen
ow = leerlingen
wg = zullen uitgaan
vv = van de eerlijkheid van de docent



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

  • 1 vv
  • 2 geen vv; met haar rode handtas is een bwb
  • 3 geen vv; aan de rekstok is een bwb
  • 4 vv
  • 5 geen vv; op het perron is een bwb
  • 6 vv

Opdracht 2

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  •  - Ga jij altijd lopend naar school?
  • - Sary is benieuwd naar haar verjaardagscadeau.
  • - Freek springt graag van de brug het water in.
  • - Veel mensen genieten erg van hun pensioen.
  • - ’s Avonds maakt Aline een wandeling over de dijk.
  • - Heb jij al nagedacht over deze kwestie?

Opdracht 3

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden en signaalwoorden







Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden?



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al van signaalwoorden?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Lesdoel



Aan het eind van deze les ken je minimaal drie verbanden met de bijbehorende signaalwoorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is een signaalwoord?
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Ook wel verbindingswoord genoemd.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

CONCLUDEREND VERBAND

Bij een concluderend verband wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

SIGNAALWOORDEN

bij concluderend verband


dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan

waarom iemand iets doet of vindt.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

SIGNAALWOORDEN

bij redengevend verband


omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

VOORBEELD

redengevend verband

Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,

want ik heb er niet goed voor geleerd.


De reden van het slechte cijfer is

dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

OORZAKELIJK VERBAND

Een oorzakelijk verband  toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil).


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

SIGNAALWOORDEN

bij oorzakelijk verband


doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

VOORBEELD

oorzakelijk verband

Doordat ik vandaag mijn kamer opruim,

mag ik morgen mee naar de Efteling.



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

GELEERD?

- je kunt signaalwoorden in teksten herkennen

- je kunt concluderende, redengevende en oorzakelijke verbanden in teksten herkennen









    



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 42 tot en met 44

Waarover?
Tekstverbanden en signaalwoorden

Welke opdracht?
1 en 2

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja

Slide 23 - Slide

This item has no instructions