Basisstof 5 Het immuunsysteem

Neem je laptop en boek alvast voor 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Neem je laptop en boek alvast voor 

Slide 1 - Slide

Planning
Vandaag: basisstof 4 en 5 van thema 3
In de les: zelfstandig werken aan opdrachten 3.4, 3.5 of verslag
Donderdag: basisstof 6 / verslag
Volgende week: test jezelf thema 3 / verslag
Toetsweek: inleveren verslag

Slide 2 - Slide

Thema 3 De bloedsomloop
3.1 Bloed
3.2 De bloedsomloop
3.3 Het hart
3.4 Uitscheiding
3.5 Het immuunsysteem
3.6 Gezond leven

Slide 3 - Slide

Leerdoel basisstof 4 Uitscheiding
Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Tijdens de LessonUp:

- Je doet mee zonder door de klas te roepen of luid te praten
- Bij elke vraag licht ik kort het juiste antwoord toe
- Noteer ergens in je boek de onderdelen die je niet snapt
- Ik wil vlot door de vragen heen gaan

Slide 6 - Slide

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken

Slide 7 - Drag question


Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 8 - Quiz

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 9 - Quiz

Sleep de gele kaartjes naar de juiste uitleg.
Urine afvoeren naar de urineblaas
urine afvoeren uit het lichaam
urine tijdelijk opslaan
urine verzamelen
urine vormen
Urineleiders
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken
Nierschors- en merg

Slide 10 - Drag question

Welk bloedvat bevat gezuiverd bloed?
A
Nierslagader
B
Nierader

Slide 11 - Quiz

Haarvat
Slagader
Ader

Slide 12 - Drag question

Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
'Vervoert bloed naar het hart toe
Vervoert bloed 
van hart af
Heeft kleppen
Hier vindt gaswisseling plaats

Slide 13 - Drag question


Je kunt je hartslag meten bij je pols.
Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 14 - Quiz


In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
in slagaders

Slide 15 - Quiz

In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
aders
B
haarvaten
C
slagaders
D
de holle aders

Slide 16 - Quiz

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
de aorta

Slide 17 - Quiz

Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen

Slide 18 - Quiz

Zitten de boezems boven of onder in het hart?
A
boven
B
onder

Slide 19 - Quiz

Welk gedeelte van het hart heeft de dikste wand?
A
Rechterboezem
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Linkerkamer

Slide 20 - Quiz

Welk bloedvat bevat gezuiverd bloed?
A
Nierslagader
B
Nierader

Slide 21 - Quiz

Wat wordt er NIET verwijderd door de nierschors en het niermerg?
A
Overtollige zouten eiwitten en water
B
Schadelijke stoffen
C
Afvalstoffen
D
Zuurstof

Slide 22 - Quiz

Welk bloedvat bevat gezuiverd bloed?
A
Nierslagader
B
Nierader

Slide 23 - Quiz

Sleep de gele kaartjes naar de juiste uitleg.
Urine afvoeren naar de urineblaas
urine afvoeren uit het lichaam
urine tijdelijk opslaan
urine verzamelen
urine vormen
Urineleiders
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken
Nierschors- en merg

Slide 24 - Drag question

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider - Urinebuis
B
Nieren - Urineleider - Blaas - Urinebuis
C
Urineleider - Nieren - Blaas - Urinebuis
D
Urineleider - Blaas - Nieren - Urinebuis

Slide 25 - Quiz

Thema 3 De bloedsomloop
3.1 Bloed
3.2 De bloedsomloop
3.3 Het hart
3.4 Uitscheiding
3.5 Het immuunsysteem
3.6 Gezond leven

Slide 26 - Slide

10 minuten stil lezen
Zelfstandig in stilte lezen blz. ..
Kun je dit niet dan ga je naar de gang en kom je vanmiddag een uur terug
Klaar? Je mag alvast de samenvattingsopdracht maken op blz..

Slide 27 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  2. Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  3. Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 28 - Slide

Lichaamsvreemde stoffen
Ziekteverwekkers, maar ook bijv. een splinter of tattoo-inkt zijn lichaamsvreemde stoffen.




Het immuunsysteem/ afweersysteem heeft als functie om lichaamsvreemde stoffen uit je lichaam te verwijderen.

Slide 29 - Slide

Barriere
  • Lichaamsvreemde stoffen horen niet thuis in je lichaam.
  • Je lichaam kan op 3 manieren lichaamsvreemde stoffen tegenhouden.
  • Met de huid.
  • Met de slijmvliezen in de neus.
  • Met zoutzuur in maagsap.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Afweer door witte bloedcellen
Een witte bloedcel maakt een ziekteverwekker onschadelijk

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Slide

Allergie
Afweerreactie op antigenen (van stuifmeel, huisstofmijt, haren van huisdieren). Dit veroorzaakt niezen, benauwdheid, jeuk.

Je bent dan overgevoelig voor bepaalde stoffen.



Slide 38 - Slide

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 39 - Quiz

Wat is de eerste barrière van de afweer?
A
Een ontsteking
B
koorts
C
Huid/slijmvliezen
D
antistoffen

Slide 40 - Quiz

Wat is een vaccinatie?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit

Slide 41 - Quiz

Zelfstandig werken
- Afmaken opdrachten 3.4 Uitscheiding (huiswerk donderdag)
- Maken opdrachten 3.5 Het immuunsysteem (huiswerk donderdag)
- Werken aan je verslag

- Eerste 5 minuten stil zelfstandig aan de slag, daarna fluisterniveau
Kun je dit niet? Dan ga je buiten het lokaal werken en kom je vanmiddag een uur terug.



Slide 42 - Slide

Toetsvraag
Meningokokkenziekte is een zeer ernstige infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie: de meningokok. De infectie veroorzaakt hersenvliesontsteking of een bloedvergiftiging.
Kinderen kunnen gevaccineerd worden tegen de meningokokkenziekte. Bij vaccinatie worden dode meningokokken ingespoten.

Leg uit waarom kinderen na vaccinatie niet meer ziek worden als ze worden besmet met de meningokok.

Waarom werkt de vaccinatie tegen meningokokken niet tegen andere ziekten?

Slide 43 - Slide