Bij sterke werkwoorden ( 'onregelmatige werkwoorden' genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen - liep - gelopen, wijzen - wees - gewezen, helpen - hielp - geholpen.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Sterke Werkwoorden
Bij sterke werkwoorden ( 'onregelmatige werkwoorden' genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen - liep - gelopen, wijzen - wees - gewezen, helpen - hielp - geholpen.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Wat is de verleden tijd van 'Ze vertrekken.'?
A
Ze vertrekten.
B
Ze vertrokken.
Slide 3 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'De zon schijnt.'
A
De zon scheen.
B
De zon schijnde.
Slide 4 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Het is slecht weer'?
A
Het was slecht weer.
B
Het had slecht weer.
Slide 5 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Ze komen om kwart over 11 aan.'
A
Ze komden om kwart over 11 aan.
B
Ze kwamen om kwart over elf aan.
Slide 6 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Zij geeft een opdracht.'?
A
Zij gaf een opdracht.
B
Zij geefde een opdracht.
Slide 7 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Ze maakt twee groepen.'
A
Ze moekt twee groepen.
B
Ze maakte twee groepen.
Slide 8 - Quiz
Wat is de verleden tijd voor 'Ze zitten.'?
A
Ze zaten.
B
Ze zuten.
Slide 9 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'hij moet'?
Slide 10 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'hij gaat'?
Slide 11 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij krijgen'?
Slide 12 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij schrijven'?
Slide 13 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij vragen'?
Slide 14 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij moeten'?
Slide 15 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'hij spreekt'?
Slide 16 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij verstaan'?
Slide 17 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij begrijpen'?
Slide 18 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij helpt'?
Slide 19 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij nemen'?
Slide 20 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij kunnen'?
Slide 21 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij kunnen'?
Slide 22 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij blijven'?
Slide 23 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'ze lopen'?
Slide 24 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'hij eet'?
Slide 25 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij drinkt'?
Slide 26 - Open question
Wat is de verleden tijd van 'zij vraagt'?
Slide 27 - Open question
Welk werkwoord in de verleden tijd kende je nog niet?