22. März/K4 Veranstaltungen/Lesen/Wortschatz/Grammatik


Wanneer is de Taaltoets?

Wat is de toetsstof?

Bitte nachschlagen!
Schreibtest
im Mai
- jezelf kunnen voorstellen
- reageren op een chat/brief/email/artikel

Lesetest in TW4
im Juni
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson


Wanneer is de Taaltoets?

Wat is de toetsstof?

Bitte nachschlagen!
Schreibtest
im Mai
- jezelf kunnen voorstellen
- reageren op een chat/brief/email/artikel

Lesetest in TW4
im Juni

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les
  • kun je uitleggen hoe de naamvallenschema's werken

  • Kun je een afspraak over een evenemenyt plannen en erover vertellen

Slide 2 - Slide

Wie?

- Instruktion Der- en Eingruppe
- mit dem 'naamvallenschema' arbeiten
- ein Gepsräch über eine Veranstaltung führen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Woordjes die op dezelfde manier vervoegd worden als der, die, das, die:
Diese- (deze), 
welche- (welke), 
solche-, (zulke),
 manche- (sommige), 
jede- (iedere, elke).
= Dergruppe
Woordjes die op dezelfde manier vervoegd worden als
ein en kein:
mein, 
dein, 
sein, 
ihr, 
unser, 
euer, 
ihr, Ihr
= Eingruppe


Slide 7 - Slide

Samenvoegingen: Notiere
im: in dem
am: an dem
zum: zu dem
zur: zu der
beim: bei dem
vom: von dem
aufs: auf das
ans: an das

Slide 8 - Slide

Ich gebe meiner Schwester das Buch


Wir suchen unseren Hund



Ich fahre mit dem Fahrrad (m) zur Schule (v)
geen voorzetsel
aan haar = Dativ: meiner

geen voorzetsel
Akkusativ : unseren


Voorzetsel mit en zu. Beide Dativ:
dem en der (zur =zu der)

Slide 9 - Slide

Aufgabe: 
- Ergänze das fehlende Wort.
- Benutze 'het naamvallenschema'
- Argumentiere:
v = voorzetsel
o = ontleden
soort woordje: Der- of Eingruppe
1. Oranje spielt heute Abend gegen (de) .........Mannschaft (v)
2. Ich rufe morgen (de) ....... Direktor an.
3. Ich habe (mijn) .....Hund
nicht gesehen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Aufgabe: 
- Ergänze das fehlende Wort.
- Benutze 'het naamvallenschema'
- Argumentiere:
v = voorzetsel
o = ontleden
soort woordje: Der- of Eingruppe
1. Oranje spielt heute Abend gegen (de) .........Mannschaft (v)
2. Ich rufe morgen (de) ....... Direktor an.
3. Ich habe (mijn) .....Hund
nicht gesehen

Slide 12 - Slide

Aufgabe: 
- Ergänze das fehlende Wort.
- Benutze 'het naamvallenschema'
- Argumentiere:
v = voorzetsel
o = ontleden
soort woordje: Der- of Eingruppe

1. Oranje spielt heute Abend gegen die Mannschaft (v)
gegen = voorzetsel A _Dergruppe
2. Ich rufe morgen den Direktor an.
lijdende vorm = Akkusativ
3. Ich habe meinen Hund
nicht gesehen
lijdende vorm = Akkusativ Eingruppe

Slide 13 - Slide

Aufgabe: 

Vervang de onderstreepte zinsdelen door een persoonlijk voornaamwoord.

Arbeite zu zweit

1. Oranje spielt heute Abend gegen die Mannschaft (v)
gegen = voorzetsel A _Dergruppe
2. Ich rufe morgen den Direktor an.
lijdende vorm = Akkusativ
3. Ich habe meinen Hund
nicht gesehen
lijdende vorm = Akkusativ Eingruppe

Slide 14 - Slide

Aufgabe: 

Vervang de onderstreepte zinsdelen door een persoonlijk voornaamwoord.

Arbeite zu zweit

1. Oranje spielt heute Abend gegen die Mannschaft (v)/sie
gegen = voorzetsel A _Dergruppe
2. Ich rufe morgen den Direktor/ihn an.
lijdende vorm = Akkusativ
3. Ich habe meinen Hund/ihn
nicht gesehen
lijdende vorm = Akkusativ Eingruppe

Slide 15 - Slide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 16 - Quiz

Sprechaufgabe
Was:
1. Oefen de Duitse zinnen (wordt uitgedeeld) met z’n tweeën totdat jullie vloeiend kunnen vragen en antwoorden.
2. Oefen daarna nog een keer en vervang de onderstreepte woorden door andere woorden uit de Lernliste
Ergebnis: fließend gesprochen vor der Klasse

Fertig?

- slim stampen Kapitel 4
- Aufgaben zu Grammatik E Kapitel 2 und 4
- einen Bildwörterbuch zu Wortschatz Kapitel 4 machen

Slide 17 - Slide

die Hausaufgaben
Gelernt
  • Lernliste N-D
  • Lernliste D-N
  • Grammatik E Teil A und B
  • Grammatik E Teil A und B Kapitel 2
  • die Modalverben im Präsens:
müssen, können, dürfen, wissen, mögen, wollen



















































Gemacht worden von:

Slide 18 - Slide