8 mei

• Nederlands
• ISK

8 mei

Maak de volgende zinnen.

Gebruik "hebben" of "zijn".

Vandaag ...... wij les.

1. hebben
2. heb
3. zijn
4. is

De leerlingen ....... thuis.

1. hebben
2. is
3. heeft
4. zijn

De docent ..... thuis.

De leerling ..... een laptop.

Welke zin is correct?

1. Hij is mijn beste vriend.
2. Jullie is daar.
3. Wij ben samen.
4. Zij zijn met ons.

Kies de juiste vorm van 'zijn'.

1. Wij is op school.
2. Jij zijn verdrietig.
3. Zij ben hier.
4. Ik ben blij.

Wat is de juiste zin?

1. Jullie is mijn vrienden.
2. Wij zijn in de klas.
3. Zij is een goede leerling.
4. Hij zijn een leuke jongen.

Welke zin is correct?

1. Zij heeft een auto.
2. Hij hebben een huis.
3. Jij heb een kat.
4. Wij hebben een hond.

Wat is de juiste vervoeging van 'hebben' voor 'ik'?

1. ik heeft gehad
2. ik hebben
3. ik heeft
4. ik heb

Heb jij het goed gedaan?

😒🙁😐🙂😃