Les 5 - Oriënteren op gesproken tekst en samenhang
Les 5
Oriënteren op gesproken tekst en samenhang
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 5
Oriënteren op gesproken tekst en samenhang
Slide 1 - Slide
Doel van deze les
Aan het einde van deze les:
Kun je vooraf oriënteren waar een luisterfragment over zou kunnen gaan;
Weet je hoe samenhang wordt aangebracht in luisterfragmenten o.a. door het gebruik van signaalwoorden.
Slide 2 - Slide
Oriënteren op gesproken tekst
Net als verkennend lezen; je doet dit vooraf.
Je voorspelt waar het fragment over gaat;
Je gebruikt informatie die vooraf beschikbaar is;
Je stelt jezelf de volgende 4 vragen:
Wat is het onderwerp?
Wat weet ik al van dit onderwerp?
Wat is de tekstsoort?
Wie spreekt er?
Slide 3 - Slide
Tekstdoelen
Informeren(alleen feiten--> objectief)
Activeren/ aansporen
Amuseren
Overtuigen(subjectief)
Instrueren
Opiniëren (objectief en subjectief)
Slide 4 - Slide
Tekstsoorten--> welk doel hebben ze?
Journaal
Reclame
Consumentenprogramma
Documentaire
Luisterboek
Podcast
Quiz op tv
Slide 5 - Slide
Welk tekstdoel hoort bij deze tekstsoort?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 6 - Quiz
Welk tekstdoel hoort bij deze tekstsoort?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 7 - Quiz
Wat is het tekstdoel bij deze tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
instrueren
Slide 8 - Quiz
Welk tekstdoel hoort bij deze tekstsoort?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
instrueren
Slide 9 - Quiz
Fragment
Sjinkie, Spelen met vuur
Wat is het onderwerp?
Wat weet ik al van dit onderwerp?
Wat is de tekstsoort?
Wie spreekt er?
Slide 10 - Slide
Wat weet je al van dit onderwerp af?
Slide 11 - Open question
Wat is de tekstsoort en het tekstdoel van dit fragment denk je?
Slide 12 - Open question
We gaan nu eerst de vragen bekijken
Slide 13 - Slide
Hoe wordt het fragment geïntroduceerd?
A
Met een fast forward
B
Met een vraagstelling
C
Met een situatieschets
D
Met een flashback
Slide 14 - Quiz
Wat doet Sonja Scholten in het eerste moment dat zij in beeld komt?
A
Ze geeft uitleg over hoe Sjinkie behandeld wordt.
B
Ze geeft algemene uitleg over wat er gebeurt bij patiënten met brandwonden.
C
Ze vertelt wat haar rol is bij patiënten met brandwonden.
D
Ze vertelt over haar eerste kennismaking met Sjinkie en wat haar rol was in zijn herstel.
Slide 15 - Quiz
Wat wordt bedoeld met 'Hij kon zich disscociëren van zijn benen?'
A
Hij verliest de controle over zijn benen
B
Voorbereiding voor amputatie van benen
C
Huidtransplantatie op zijn benen
D
Geestelijk losmaken van zijn benen
Slide 16 - Quiz
Welke 2 signaalwoorden gebruiken de artsen om uit te leggen in hun opsomming waarom iemand meer dan 50% kans heeft om te overlijden met dit soort brandwonden?
Slide 17 - Open question
Hoeveel voordelen noemt de arts op waarom hij snel geneest?
A
1
B
2
C
4
D
5
Slide 18 - Quiz
Hoe doodde Sjinkie zijn tijd in het ziekenhuis?
A
Door veel te netflixen
B
Door te tekenen
C
Door met Lego te bouwen
D
Door veel gesprekjes aan te knopen met lotgenoten
Slide 19 - Quiz
Wanneer mag Sjinkie naar huis van de artsen?
A
woensdag
B
zondag
C
maandag
D
zaterdag
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Video
Hoe wordt het fragment geïntroduceerd?
A
Met een fast forward
B
Met een vraagstelling
C
Met een situatieschets
D
Met een flashback
Slide 22 - Quiz
Wat doet Sonja Scholten in het eerste moment dat zij in beeld komt?
A
Ze geeft uitleg over hoe Sjinkie behandeld wordt.
B
Ze geeft algemene uitleg over wat er gebeurt bij patiënten met brandwonden.
C
Ze vertelt wat haar rol is bij patiënten met brandwonden.
D
Ze vertelt over haar eerste kennismaking met Sjinkie en wat haar rol was in zijn herstel.
Slide 23 - Quiz
Wat wordt bedoeld met 'Hij kon zich disscociëren van zijn benen?'
A
Hij verliest de controle over zijn benen
B
Voorbereiding voor amputatie van benen
C
Huidtransplantatie op zijn benen
D
Geestelijk losmaken van zijn benen
Slide 24 - Quiz
Welke 2 signaalwoorden gebruiken de artsen om uit te leggen in hun opsomming waarom iemand meer dan 50% kans heeft om te overlijden met dit soort brandwonden?
Slide 25 - Open question
Hoeveel voordelen noemt de arts op waarom hij snel geneest?
A
1
B
2
C
4
D
5
Slide 26 - Quiz
Hoe doodde Sjinkie zijn tijd in het ziekenhuis?
A
Door veel te netflixen
B
Door te tekenen
C
Door met Lego te bouwen
D
Door veel gesprekjes aan te knopen met lotgenoten
Slide 27 - Quiz
Wanneer mag Sjinkie naar huis van de artsen?
A
woensdag
B
zondag
C
maandag
D
zaterdag
Slide 28 - Quiz
Opdrachten deze week
StartTaal:
3F | Luisteren | Opbouwopdrachten | Oriënteren op gesproken tekst | opdracht 1 en 2
3F | Luisteren | Opbouwopdrachten | Samenvatten en hoofdgedachte | opdracht 1 en 2